Matje-Wattje
Zes minuten. Zes. Toen ging Mathieu van der Poel ervandoor en reed een uurtje en nog wat seconden helemaal alleen voorop. De weg is hem soms te saai, maar wat moet je dan met zo’n WK veldrijden op een loodzwaar en al bij al afgrijselijk parcours? Afgelopen week is in het mooiste berg- en heuvelland van Europa in het dorp Dübendorf, waar geen mens wil zijn, het meest afgrijselijke crossparcours uit de geschiedenis van het veldrijden gebouwd.
Van nadar naar nadar, van berm naar berm, van asfalt naar modder, ploeteren, draaien en keren, niet om aan te zien. Een beetje zoals de loopgravenoorlog die tegelijk werd uitgevochten in het Jan Breydelstadion. Gelukkig leverde dat twee keer een terechte winnaar op. Eerlijke topsport hoeft niet altijd mooi te zijn; het helpt wel om vrede te hebben met het eindoordeel.
Mathieu ‘Matje’ van der Poel is de beste crosser die ooit heeft geleefd, laten we daar nu maar van uitgaan. Techniek in surplus, branie in surplus, maar vooral vermogen in surplus.
Moet het veldrijden blij zijn met Van der Poel? Ja, om voorgaande redenen. De meest complete wielrenner aller tijden en de beste van de 21ste eeuw komt uit de cross. Dat is goud waard voor een discipline die amechtig hunkert naar erkenning en die de fata morgana van het olympisch statuut blijft najagen.
Neen, veldrijden moet juist niet blij zijn met Van der Poel omdat hij lak heeft aan de geplogenheden van het enge crosswereldje. Klassementen als World Cup, Superprestige, DVV, wat kunnen die hem schelen? De grote wedstrijden zal hij rijden en ook winnen. Als de Belgen veertig keer in een herfst en een winter willen crossen, dan moeten ze dat vooral niet laten, hij haalt de krenten wel uit de pap.
Gisteren rond een uur of vijf is hij uit de cross verdwenen en de eerste keer dat we zijn wereldkampioenentrui zullen terugzien is over negen maanden. Na een korte periode van rust – hij gaat ook even skiën – zal hij proberen semiklassiekers, klassiekers en monumenten op de weg te winnen. Dat moet lukken want hij lijkt sterker dan vorig jaar en toen won hij ook al.
Na weer een korte periode van rust zal hij vervolgens overschakelen op de mountainbike in een poging op maandag 27 juli olympisch kampioen te worden. Daarna volgt weer een korte periode van rust, waarna hij zal opbouwen naar het WK op de weg in Aigle/Martigny. Dat wordt een lastige maar doenbaar: twee regenboogtruien in twee disciplines in hetzelfde land én olympisch goud in één seizoen. Dat zou geen golden slam maar een diamanten slam zijn. Als één iemand het kan, dan wel ‘Matje-Wattje’ uit ’s Gravenwezel.
Dübendorf was een eerlijk WK omdat het vermogen, de arbeid per tijdseenheid, uiteindelijk de doorslag heeft gegeven in alle crossen van het weekend. Ook in de enige cross waarin de Belgen eraan te pas kwamen, die bij de juniores. Wie eraan twijfelde of Thibau Nys zijn vader naar de kroon kan steken (met de nadruk op kán), die is zondag weer wat wijzer geworden. Als de kleine Nys nog progressie kan boeken en hormonaal en fysiek nog niet vol ontwikkeld is, kan hij groter worden dan de grote Nys.
België gaat naar huis met de drie junioresmedailles en één bronsje bij de mannen-profs, vier in totaal. Nederland gaat naar huis met acht medailles, waarvan vier gouden, op een totaal van achttien te behalen plakken. Die dominantie is meer uitgesproken dan in het schaatsen en dat wil wat zeggen. Er is wel één verschil: Nederland is de schaatsnatie en dan is die dominantie normaal. In het veldrijden is Vlaanderen de crossregio en dan is de vaststelling dat we in één jeugdcategorie goed meedoen, in een andere een troostprijs uit de brand slepen en in de rest naar huis worden gereden niks anders dan beschamend.
Nog meer een teken aan de wand dan de dominantie van Van der Poel was de tweede plaats van Tom Pidcock. Een amper twintigjarige die Toon Aerts, Wout van Aert (clementie voor hem) en Laurens Sweeck in de prak reed op een parcours dat grote motoren bevoordeelde.
De conclusie kan simpel zijn: met uitzondering van Van Aert en in iets mindere mate Aerts worden onze crossers niet opgeleid als grote motoren maar als solexjes.
Er is nog een verschil: Nederland deed in elke categorie mee, ook bij de vrouwen. Een land dat alleen presteert bij de vrouwen is een slecht sportland, een land dat zowel bij de mannen als bij de vrouwen presteert is een bijzonder goed sportland en heeft zijn opleiding op orde. Het cruciale woord in voorgaande zin is op-lei-ding. Het is kiezen: of je hebt mooiste campers, zoals de Belgen, of de beste opleiding, zoals de Nederlanders.