Belgian Bitches
Er was van de week onder journalisten wat discussie over wat een team is, beter nog wat een olympische teamsport is. Een teamsport is een sport die met een bal wordt gespeeld en met minimaal vijf spelers (m/v) op het veld. Of nog: waarbij de specifieke teamtactiek de vraag overstijgt ‘wie loopt/zwemt wanneer?’, ‘wie turnt wanneer?’, ‘welk paard doet het wanneer?’ of ‘hoe hard roeien we met zijn allen?’.
Olympische teamsporten zijn voetbal, volleybal, basketbal, handbal, hockey, waterpolo, honkbal, rugby sevens en (is een debat waard) wielrennen. Estafettes in lopen, zwemmen en nu ook in triatlon zijn geen teamsport. Dubbel in (tafel)tennis: eveneens geen teamsport. Dat zijn dan weer duo’s, net als in zeilen, roeien (ook met vier of met acht) en duiken. De teamcompetitie in gymnastiek en artistiek zwemmen (die hebben ook duo’s): met alle respect, maar geen teamsport.
Dat is geen waardeoordeel. Individueel presteren waarna de behaalde punten worden opgeteld voor het teamresultaat, zoals in gymnastiek, is stresserender dan in een team spelen waar de fouten van de ene in het veld meteen door de andere kunnen worden gecompenseerd.
De component van x-aantal goede spelers/speelsters op hetzelfde moment zover krijgen dat ze samen presteren in een ploeg, zorgt voor een extra dimensie in de prestatie. Onder meer daarom zijn prestaties in de echte teamsporten, vaak ook spelsporten, een graadmeter voor de staat van een topsportland. U heeft er door deze introductie even op moeten wachten, maar hier volgt het goede nieuws: Team Belgium gaat met een vrouwenploeg naar de Olympische Spelen in Tokio en dat in de meest mondiale van alle teamsporten, basketbal.
Voor de tweede keer in de olympische geschiedenis nog maar vaardigt België een vrouwenteam in een ploegsport af naar de zomerspelen. Na de hockeyvrouwen in Londen in 2012 die elfde werden na een ultieme (en enige) overwinning op de VS, zijn de Belgian Cats van de zomer in Saitama Super Arena, veertig kilometer buiten Tokio, aan de slag.
Die olympische kwalificatie is een van de meest ophefmakende prestaties van de laatste jaren in de Belgische sport en het bewijs dat we er als sportland op vooruitgaan. De Belgian Cats zijn net als de hockey- en voetbalteams een echte nationale ploeg met een substantiële inbreng van Franstalige speelsters.
Dit olympisch ticket heeft vele vaders, maar de beslissing van de bobo’s van de basketbalbond om een gooi te doen naar de organisatie van het olympisch kwalificatietornooi is een gouden zet gebleken. De drie dagen in de Versluys Dome zijn begroot op 1,2 miljoen euro, waarvan een derde naar de internationale bond gaat. Of er winst dan wel verlies wordt gemaakt, daar zijn ze nog niet achter, maar is ook van geen belang. Sportief succes mag een cent kosten en deze investering zal zich op termijn terugverdienen.
Dit olympisch ticket heeft ook één oermoeder: Ann Wauters. Gisteren in Oostende werd ze gevolgd door twee cameraploegen. Productiehuis Deklat Binnen stoomt van haar een portret klaar dat al is verkocht aan de VRT. Play Sports plant met haar een ‘Hoogvliegers’. Zelden is een bankzitter (m/v) zo bejubeld als Ann Wauters.
Haar beste dagen op het veld liggen al een paar jaar achter de rug, maar het is haar verdienste dat de Belgian Cats heel veel losmaken bij de sportminnende bevolking van het hele land. In één dag waren de ruim twaalfduizend tickets de deur uit en de voorbije drie dagen kwamen ze even goed vanuit Brussel en Wallonië naar Oostende afgezakt. Daar mag aan het eind van het jaar, als ze na die deelname op de Olympische Spelen op haar veertigste stopt, eindelijk een trofee op volgen, en zelfs meer dan één.
Het Emma Meesseman-effect – na haar MVP en kampioenstitel in de WNBA – versterkte nog eens de Cats-hype. Vreemd genoeg gingen de Cats daar zelf bijna aan ten onder. Beangstigend soms, hoe ze in elke wedstrijd periodes hadden dat het hen zwart voor de ogen werd, het spel stokte, de tegenstand hen oprolde, dat ze als poesjes over het veld liepen. Waarna dan een periode volgde – meestal het derde quarter – waarin ze tijgers werden, de tegenstand van het kastje naar de muur speelden en in no time een beslissende voorsprong verwierven. Tegen Canada kwamen ze iets te kort. Tegen Japan en Zweden volstond telkens één superquarter.
De Belgian Cats zijn een vreemde ploeg met een dynamiek die gevonden vreten is voor sportpsychologen. Basketballen kunnen ze, mooi basketballen zelfs, de Belgian Cats. Nu nog een paar van die ideale schoondochters die tegen van de zomer Belgian Bitches worden en dan zijn ze met die ploeg in Tokio nog niet klaar.