‘Ik heb weer het gevoel dat ik nog sneller kan’
Ei zo na kwam er een abrupt einde aan de nog prille wielercarrière van Wout van Aert. Maar zeven maanden na zijn horrorval in de Tour zegt hij weer op niveau te zijn. ‘De Ronde van Frankrijk winnen met de ploeg is nu alles wat telt.’
Dienstmededeling aan de toeristen die op Tenerife zijn: als u Wout van Aert wil spotten, hij rijdt af, rond en dan weer op de plaatselijke vulkaan El Teide tot en met 26 februari. Wel even een auto huren en de lange klim verbijten. Het rennershotel heet de Parador de Cañadas del Teide, u kan niet missen, het ligt naast het bezoekerscentrum.
Op de tot veertig kilometer lange en niet al te steile klimmen op de flanken van de hoogste berg van Spanje (3.718 meter) zijn Tours voorbereid en nadien gewonnen, door onder anderen Miguel Indurain, Bjarne Riis, Lance Armstrong en Alberto Contador. Mythische trainers en wetenschappers als Francesco Conconi en Michele Ferrari waren er te gast.
Tegenwoordig willen alle renners er zitten. Train low, sleep high (waar de luchtdruk lager is en dus minder snel zuurstof wordt opgenomen), en vooral véél trainen, dat is wat de renners doen. Johan Bruyneel hoeft niet lang na te denken over het geheim van de Teide als trainingsplek. “Nergens in Europa kan je zo vroeg in het seizoen op hoogte verblijven en in een aangenaam klimaat trainen, zowel vlak langs de kust als bergop.”
Alleen al het uitzicht daarboven loont de moeite voor een kiekje of twee, zelfs zonder een Jumbo-Visma-renner die door het beeld rijdt. Als u een terugvlucht heeft geboekt op 27 februari, dan maakt u weer een kans op een selfie in de luchthaven Tenerife Sur of in het vliegtuig, want die dag keert hij ook terug. Als dat allemaal niet volstaat of timinggewijs niet past, waag dan uw kans in de late namiddag op het terras van Restaurante Las Estrellas, de favoriete koffiestop van de renners op de flank van de Teide, dat is een kilometer of vijf in de klim vertrekkende van Chio, gelegen op de TF38 richting top.
Nu even serieus: Wout van Aert werkt er na een carrièrebedreigende blessure onverdroten aan een van de snelste en meest spectaculaire comebacks uit de geschiedenis van het cyclisme. Daarom: geef hem de ruimte die hij vraagt en verdient. Val hem niet lastig op de luchthaven, ook niet in het vliegtuig. Schreeuw niet als u hem bergop voorbijrijdt, blijf vooral niet naast hem of andere renners rijden en hou minstens anderhalve meter afstand zoals dat in Spanje verplicht is, maar waar – dat moet gezegd – de meeste Spanjaarden en toeristen geen boodschap aan hebben.
Zeg ook niet zoals de oudere overwinteraar bij een koffiestop in Las Estrellas “niet te veel pintjes” tegen Wout als die na zijn laatste zware blok in een training van zes uur zijn fiets tegen het terras parkeert. Hij hoort het wel, dat zie je aan zijn lichaamstaal, maar het is de aard van Van Aert om u te negeren.
Voedingsdeskundige Martijn Redegeld die samen met hem vanuit Zaventem naar Tenerife vloog, heeft begrip: “Echt niet normaal, dat heb ik nog niet meegemaakt: op de luchthaven in Brussel, in het vliegtuig of de luchthaven op Tenerife, mensen die met hem op de foto wilden, of een handtekening vroegen of gewoon iets wilden zeggen, het hield niet op.”
Ik dacht al: Herentals had ook gekund voor een babbel, maar je wilde hier, een goeie drieduizend kilometer van thuis.
Wout van Aert: “In Herentals een koffie drinken zonder lastig te worden gevallen, dat zit er niet meer in. En thuis is privé. Hier heb ik tijd, kan ik rustig gaan zitten en ben ik aan het werk. Met jullie spreken, hoort bij werken.”
Dat we dit overhebben voor iemand die twee ritten in de Dauphiné heeft gewonnen en twee in de Tour, betekent dat jij ons aanspreekt. (lacht)
“Ik voel mij gecharmeerd.”
Hoe vervelend is de aandacht?
(aarzelt) “Ja. (zucht) Het is soms redelijk niet te doen. Ik drink nog wel eens een koffie buiten huis, maar het laatste half jaar sinds de Tour is het erg veranderd. Het is niet alleen de selfierage, ze komen ook gewoon aanbellen, voor alles en nog wat: een getekend shirtje, iets voor een benefiet, een videoboodschap voor een zieke nonkel, noem maar op…”
Een poort en een bel doen wonderen, zag ik bij Sven Nys.
“We zijn pas verhuisd van het centrum naar een huis buiten Herentals, richting Lille. Het is tegen mijn principe om mij op te sluiten, dus hebben we niet voor een poort voor ons huis gekozen. We hebben wel een videofoon en dat volstaat voorlopig om te weten wie belt en waarvoor het is. Kinderen voor een handtekening, daar doe ik wel voor open.”
Het laatste half jaar sinds de Tour… In die Tour won hij samen met Jumbo-Visma de ploegentijdrit, sprintte hij later topspurters naar huis en won een tweede etappe. Maar er gebeurde nog meer die Tour. Je wil deze man, deze atleet, niet reduceren tot dat ene drama, maar er is geen ontsnappen aan. Grote Belgische renners lijken wel gedoemd tot carrièrebedreigende ongevallen – Merckx in Blois, Museeuw in Roubaix, Boonen in Abu Dhabi – waarna ze uit de spreekwoordelijke doden opstaan.
Een ‘val’, zo noemt Wout van Aert zijn drama. ‘Ongeval’ is een betere omschrijving van wat hem op 19 juli 2019 overkwam. Vallen was het niet te vermijden laatste bedrijf in een dramatische samenloop van omstandigheden: een renner die al twee ritten heeft gewonnen die Tour en hoort dat hij gas moet geven als hij weer wil winnen, en dan… een minieme stuurfout op de tijdritfiets, een hapering aan een spandoek, een fout geplaatst hek, dij en heup die langs het hek schuren en scheuren, bloed op het asfalt… De schreeuw ging tot in de huiskamer door merg en been.
Renners vallen wel vaker, maar dit was geen gewone val, zag ook meteen Jumbo-Visma’s performance director Mathieu Heijboer, die met de volgwagen achter hem reed. “Ik was als eerste bij hem. Die wonde. (zucht) Dat zag er niet uit. Ik dacht toen even niks, behalve: die moet hier snel weg. Later heb ik getwijfeld zoals iedereen: komt dit wel weer goed? Nog steeds hou ik een slag om de arm, maar ik ben heel optimistisch. Dit is een wonderbaarlijk snelle comeback na zo’n horrorblessure.”
Halfweg de stage arriveerde zijn trainer Marc Lamberts op de Teide. Hij zal blijven tot het eind. Lamberts had tot eind december een traject voorzien met alleen rustig duurwerk. Dat heeft hij moeten herzien, tot groot jolijt van hemzelf, het team en niet het minst Wout van Aert. “Ineens is het snel gegaan. Ik herinner mij nog dat chirurg Toon Claes, kine Lieven Maesschalck en ik bij hem op bezoek gingen nog voor zijn revalidatie begon. Je voelde bij iedereen de twijfel: dit kon goed komen, maar dit kon ook heel erg fout gaan. Ik heb vaak gedacht: haalt die nog zijn oude niveau? Nu ben ik het haast zeker. Haast, ja, want de vraag blijft: wat met herhaalde zware belastingen? Hoe zullen die spieren, die pees dan reageren? Het ziet er prima uit. Hij heeft niks aan power ingeboet. De wattages die hij trapt, verschillen in niks met die van vorig jaar. Alleen moet er wel nog wat bij om echt met de top mee te kunnen, maar dat was ook zo vorig jaar.”
Je medische en paramedische entourage had er niet altijd een goed oog in.
“Dat is best grappig, want telkens als ik Toon en Lieven zag, deden ze erg luchtig. Zo van: geen twijfel, dit komt goed. Pas nu het echt goed gaat, geven ze ook toe dat ze met behoorlijk wat twijfel hebben gezeten. Ze hebben het goed kunnen verbergen.
“Jij zegt nu dat het vlot is gegaan met mijn revalidatie, maar gek genoeg zie ik dat anders, We zijn al zeven maanden verder ondertussen en nu pas ben ik weer op niveau. Het ergste was kort na de blessure. Eerst twaalf dagen in de kliniek en daarna moest ik zes weken rusten. Geen belasting, geen revalidatie, niks. Die pees moest aan elkaar kunnen groeien. Na drie weken beterde het niet meer en dan moest ik nog drie weken wachten voor ik naar de kine kon.
“In die periode zijn Sarah en ik ook op reis gegaan naar Italië: vijf dagen Puglia en vijf dagen Sorrento. Heel mooi, maar echt genieten was er niet bij. Die tijd was de zwaarste. Ik heb even gedacht: ga ik ooit nog kunnen lopen?”
Thuis stilzitten, kan jij dat? Peaky Blinders op Netflix uitgekeken?
(lacht) “Onder meer. En de Vuelta. Lastig was dat niet, want ik was toch niet voorzien voor die koers. Toen de eerste moddercrossen eraan kwamen, kreeg ik het wel kwaad. Ik was toen wel al toe aan revalideren. Vijf keer per week twee tot drie uur naar Antwerpen. Ik heb de Vespa geprobeerd, maar haakte af nadat ik een paar keer zeiknat was thuisgekomen. Twee keer per dag in de file, dat was nieuw voor mij. Toen realiseerde ik mij dat wij als renner niet de problemen hebben van de mensen die echt moeten werken.
“Weet je wat het ergste was en waaraan ik merkte dat ik eigenlijk niks kon? Ik heb meer dan drie maanden niet op mijn zij kunnen slapen. Niet rechts op de wonde, maar ook niet links, want dan kwam er spanning op rechts. Drie maanden op de rug. Of ik heb gesnurkt, moet ik eens aan Sarah vragen.
“Half november mocht ik voor het eerst lopen: twee minuten op de loopband tegen acht per uur of zo, heel snel stappen dus. Het leek alsof mijn kontspier los hing te zwabberen, een heel vreemd gevoel, maar ik liep. Van dan af is het snel gegaan. In december op ploegstage reed ik met de groep mee. Niet vooraan zoals vroeger, maar gewoon volgen. Euforisch? Neen, ik dacht: oké, ça va.”
Tom Boonen beweerde in de krant met grote stelligheid dat jij nooit meer de oude zou worden.
“Ik ben daar op aangesproken… Ik denk dat Tom Boonen heel veel is, maar zeker geen dokter. Rare uitspraken zijn dat. Het kan dat iedereen een mening heeft over mijn blessure, maar hoe hij kan inschatten hoe erg het met mij was gesteld, is mij een raadsel. Hij had iets voorzichtiger mogen zijn. Als een nobody dat zegt, passeert dat, maar dit was Boonen en dan neemt de helft van België dat aan.”
Twee jaar geleden stierf je persoonlijke helper Michael Goolaerts tijdens Parijs-Roubaix. Vorig jaar crashte jij en in het najaar kwam dat proces. (Zijn ex-ploegleider bij Roompot-Charles Nick Nuyens verweet Van Aert misbruik van ontslagrecht en vroeg 1,1 miljoen schadevergoeding. Van Aert werd vrijgesproken.) Hoeveel jaar ben jij ouder geworden?
(stil) “Van alles wat mij is overkomen, is de dood van Michael Goolaerts het ergste. Dat valt niet meer te herstellen. De rest wel. Mijn rugzak is aardig gevuld, dat gevoel heb ik ook. Er is de laatste jaren iets te veel gebeurd in mijn omgeving en met mij om nog aangenaam te zijn.
“Dat proces bezorgde me minder stress dan het ongeval van Michael of de onzekerheid na mijn valpartij in de Tour. Ik wist dat het er zat aan te komen in november. Tegen die tijd was ik alweer aan het herstellen. Ik wist ook wat er gezegd zou worden door de twee partijen, het ging alleen nog om doorbijten. De uitslag kende ik niet, maar die viel uiteindelijk ook mee.”
Begin deze maand won je weer een cross in Lille. Welke gekke toeren heb je uitgehaald?
“Niks, triestig is dat. (lacht) Ik ben naar huis gereden, heb mijn spaghetti opgegeten en ben op tijd gaan slapen. Een dag later was het cross in Merksplas. Aan de bus hadden mijn ouders champagne bij zich en ik had een vat bier gewonnen, er hing wel een feestgevoel.
“Die cross was een grote stap vooruit, het was de eerste keer dat ik niet vanaf de start à bloc zat en het gevoel had: ik kan nog sneller. Oké, dit was een cross waarin Mathieu van der Poel niet meedeed. Anderzijds had ik het de weken voordien ook lastig tegen Toon Aerts en nu niet meer. Had ik geweten dat Merksplas een dag later zou worden afgelast door de storm, dan had ik wel een feestje gebouwd.”
Ik ben blij dat ik gelijk heb gekregen.
“Zeg maar…”
In 2016 heb ik als eerste geroepen dat jij en Van der Poel zo snel mogelijk naar de weg moesten. Dat beviel jullie toen niet, maar zie…
“We zitten op de weg, maar we zitten ook nog in de cross. Ik had er een probleem mee dat er zo denigrerend werd gedaan over de cross, alsof we daar niet met topsport bezig zijn. Het is irritant om daarna in elk interview de vraag te krijgen of het niet tijd is ‘om te stoppen met dat crossen’.”
Dat voortschrijdend inzicht is er inmiddels wel: de combinatie cross-weg werkt.
“Daar heb je gelijk in en dat heb ik ook altijd geloofd. Niet iedereen in het veld kan prof worden op de weg, maar het niveau in de cross is over het algemeen wel hoger dan werd ingeschat. Mathieu en ik zijn niet de enigen die een deftig niveau halen op de weg. Neem Gianni Vermeersch, Tim Merlier uiteraard, Quinten Hermans, Toon Aerts.”
Alles is terug te voeren op de motor in je lichaam. Wanneer heb jij voor het eerst geweten dat je op de weg ook potentie had?
“De eerste keer dat ik op de weg iets opvallend presteerde, was bij de beloften met winst in de Ronde van Luik in 2014. Ik reed die als voorbereiding op het crossseizoen en over een heuvelachtig terrein won ik twee ritten en het eindklassement. Oké, ik was toen lichter dan nu, minder gespierd, maar ik had niet naar die koers toegeleefd. Ik won de derde rit en in de laatste moest ik de trui verdedigen. Ik ben zelf op twintig kilometer van het einde vertrokken en solo binnengekomen. Op de erelijst stonden heel wat namen van renners die prof waren geworden.”
Wat wordt je programma de komende maanden?
“Ik begin niet in het openingsweekend in België, voor alle duidelijkheid. Sommigen hadden dat graag gezien, maar nog voor ik mijn ongeval had in de Tour was mijn terugkeer in competitie voorzien voor de Strade Bianche op 7 maart. Ik heb de Omloop twee jaar na elkaar gereden, maar met al dat wringen is dat voor mij een veel moeilijker koers om te beginnen.
“Na de Strade rijd ik Milaan-Sanremo en vanaf dan alle klassiekers tot en met Roubaix. Vervolgens stap ik, na eerst wat rust, in de Tour-voorbereiding, daarna hoogtestage gevolgd door de Dauphiné en de Tour de France. De hoogtestage in mei zal op de Sierra Nevada zijn.”
Het is hier beter dan op de Sierra.
“Dat klopt. Het hotel is beter, de trainingsomgeving is ook oké, je rijdt in een mooier landschap. Op de Sierra kunnen we wel een kok meenemen en daar zitten we op een appartement dat net iets beter is dan het sportcentrum. Hier zitten we in een echt hotel, waar ook toeristen verblijven, en is het verboden om zelf voor eten te zorgen. Nog een nadeel: we zitten op een eiland, waar heel wat logistiek bij komt kijken. Geen enkel team heeft hier een eigen auto en alles moet met het vliegtuig mee.”
Ben jij een man van de data? Je studeerde informatica, dus dat lijkt mij wel.
“Ik ben een dataman, jazeker, maar die studie was bij nader inzien een vergissing. Bij mijn eerste examens was ik voor vijf van de zes vakken geslaagd, maar nadien ging het steeds minder en interesseerde het mij ook niet zo veel meer. Toen ik prof werd, stonden mijn ouders mij toe dat ik alles op de koers zette.
“School was voor mij tot dan makkelijk geweest: ik dacht altijd dat ik veel had moeten studeren, maar uiteindelijk heb ik wetenschappen-wiskunde afgemaakt zonder veel te doen. Die informatica, dat was het toch niet. Het deed geen pijn om te stoppen, laat ik het zo zeggen. Als ik nu opnieuw een studie zou opnemen, zou dat iets zijn met economie. Daar heb je tenminste iets aan in het leven.
“In het middelbaar is economie niet de zwaarste richting. Wie goed studeert moet wetenschappen of wiskunde doen, maar wat heb ik nu nog aan die chemische formules? Mijn vrouw Sarah heeft rechtspraktijk gestudeerd. Dat komt nog wel eens van pas in het echte grotemensenleven, heb ik nu ondervonden.”
Wat met de trainingswetenschap? Geloof je daar in?
“Helemaal. Je kan niet zonder, Ik train op wattages, zoals iedereen. Als we een nieuw computertje krijgen, ben ik er ook altijd heel snel mee weg, dat interesseert mij echt. Voor cross is het niet zaligmakend. Die inspanningen zijn niet te meten en crosstraining gebeurt toch meer op het gevoel. Het is makkelijker om een Ronde van Vlaanderen voor te bereiden dan een cross. Van de Ronde weet je: na zes uur moet je de Kwaremont aan dat wattage naar boven kunnen rijden en daar train je dan op tot je dat kan.”
Je blijft crossen, net als Mathieu van der Poel, en met mijn excuses als jullie steeds in één adem worden genoemd.
“Dat ben ik gewend. (lacht) Ik wil er twintig rijden. Wat Mathieu wil, weet ik niet. Ook geen veertig schat ik en geen van beiden mikken we op de klassementen, dat zal voor de anderen zijn. Ik ontloop hem niet en hij zal mij ook niet ontlopen. We zijn steeds vriendelijk voor elkaar. Ik merk wel dat als we samen in koers zijn, op de weg, dat hij dan iets meer op mij let dan op anderen. Wij zijn geen vijanden en we zijn geen vrienden. Of ik iets heb gehoord van hem na de Tour? Neen, niks.
“Het klopt dat Mathieu wellicht beter de combinatie weg-cross verteert dan ik, hoewel ik tot aan Kerstmis kon zien dat hij een zwaar wegprogramma had gereden. Daarna was hij weer de oude en was die vinnigheid terug. Behalve dat we min of meer hetzelfde programma rijden, zijn we verschillende types. Dat begon al in de jeugd. Hij heeft altijd alles gewonnen wat hij wilde winnen. Ik heb er meer voor moeten werken, maar vergis je niet: Mathieu is ook een harde werker, al zal ik daar meer voor uitkomen dan hij.”
Waar droomde klein Woutje van?
“Van Bart Wellens en Erwin Vervecken worden. Daarom zal ik altijd terugkeren naar de cross. Daarom was ik er ook zo op gebrand dat ik dit seizoen nog kon crossen en toen ik dat eenmaal kon, wilde ik er nog een winnen ook, om deze winter niet alleen maar te hebben getraind.
“Ik was fan van Vervecken omdat hij van Lille is, net als ik. En van Bart Wellens was ik fan omdat hij een Kempenaar is en veel klasse had. Een idool heb ik nooit gehad, dat was Bart ook niet, maar als het tussen hem en Nys ging, dan wilde ik toch dat Bart won.”
Jij verrast steeds weer. Neem nu je Tour-selectie vorig jaar en wat je daarna presteert.
“Uiteindelijk begint dat bij Primoz Roglic die na een aantal valpartijen helemaal gesloopt uit de Giro komt, die vader gaat worden en die de Tour niet ziet zitten. Er is dus een plaats vacant. Daarop word ik met Steven Kruijswijk naar de Sierra op hoogtestage gestuurd en daar kan ik bergop goed volgen, dat is wat Kruijswijk althans meldt aan de ploeg. Waarop ik in de Dauphiné start en twee ritten win. En daarna de Tour.
“Ik heb het niet gekregen, ik heb het zelf afgedwongen. Ik heb geen gekke dingen gedaan op training, maar je trainingsmaat bepaalt toch vaak mee het tempo en als je achter Steven Kruijswijk moet rijden in de bergen, dan train je. Na die stage dacht ik: of ik heb te veel gedaan, of het zal fantastisch gaan. Het was dat laatste.”
Je rijdt in een Nederlandse ploeg met onder meer Nederlandse kopmannen. Hoeveel Nederlander ben jij nog?
“Ik ben een Belg, mijn vader was Nederlander. Hij is de zoon van Nederlandse ouders, maar zelf in België geboren en opgegroeid. Hij heeft sinds enkele jaren, net als de hele familie ondertussen, een Belgisch paspoort. Onze naam wordt met kleine ‘v’ geschreven als je voornaam ervoor staat, typisch Nederlands, en wij zijn daar heel gevoelig voor als het fout wordt geschreven.
“Ik hou van de Nederlandse directheid. Zeggen waar het op staat is wel een kenmerk van Jumbo-Visma, zonder dat te verwarren met grootspraak, waar wij Belgen de Nederlanders van verdenken. Mijn vrouw zegt dat ik als ik van een stage terugkom, nieuwe woorden gebruik en een beetje anders spreek, maar meer aanpassingen zullen er toch niet zijn.”
Wat staat bovenaan op je bucketlist?
“De Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix. Jawel, typisch Vlaams, ik kan het niet helpen. Maar ook Milaan-Sanremo, fascinerende koers is dat. Er gebeurt niks en als je denkt ‘nú dan’, ben je drie minuten later klaar met koersen. Elke klassieker bevalt mij wel, kleinere rondes moeten mij ook liggen. De twee wereldkampioenschappen in België in 2021, de cross in Oostende en op de weg in Leuven, die zijn ook een doel. Later ga ik misschien eens voor de groene trui in de Tour als de ploeg dat kan dragen. Voor 2020 is de Tour-zege het enige wat telt.”
Hoewel jij misschien een betere tijdrijder kan zijn dan Victor Campenaerts, zou ik je niet selecteren voor de olympische tijdrit. Jij zal total loss zijn van het vele werk in de Tour.
“Gelukkig ben jij de bondscoach niet, maar Rik Verbrugghe. Hij weet dat ik de Tour niet laat vallen voor een olympische selectie. Eerlijk, ik weet niet hoe ik uit de Tour zal komen. Die heb ik dan ook nog nooit uitgereden. Jij veronderstelt dat ik gesloopt uit de Tour kom, maar ik heb al renners weken na de Tour nog zeer hard rond weten rijden. Ik zal hard moeten werken, maar in de ritten die mij liggen zal ik mijn kans mogen gaan.”
20200222_De-Morgen_p-52_-Ik-heb-weer-het-gevoel-dat-ik-nog-sneller-kan–all-mail