Column Remcoooch van zaterdag 22 mei 2021 in De Morgen

Remcooooooch

(Let wel, verschenen op de zaterdag van de Zoncolan, na de etappe over de Strade Bianche)

Ik heb al een keertje Remcoooooo gebruikt. En ook al een keer Remcooooooh. Nu is het Remcooooooch. Dat is een samentrekking van Remco en och, zoals in ‘ocharme manneke toch’. Ja, wij hebben lezers aan wie we echt alles moeten uitleggen als het over sport gaat. Ik heb het ooit anders geweten, maar afgelopen week is mij nog eens vanuit de controletoren op het hart gedrukt dat tijden veranderen. Schrijvend vanuit mijn home office, met zicht op een tuin waarin wel drie cateraars hun ding kunnen doen, heb ik van die veranderingen niet veel mee gekregen. Ik prijs mij zo gelukkig.

Allee dan. Voor wie onder een steen zat, de voorbije weken was wielerminnend Vlaanderen in de ban van een jongeman uit de buurt van Brussel die naar de Ronde van Italië was afgereisd vol verwachtingen en ambitie. Het is te zeggen, hij zei dat er geen verwachtingen en ambities waren, behalve zich amuseren. Na veertig jaar in dit vak weet ik als geen ander: als getalenteerde sporters dát zeggen, bedoelen ze vaak het omgekeerde maar de huispsycholoog heeft hen op het hart gedrukt om de ambitie niet te veruitwendigen.

Dat amuseren, dat leek te gaan lukken, behalve die eerste keer bergop in de regen, dat was wat minder. Ik heb zowat alle ritten gezien en er was dat ene ritje waar ergens niks te verdienen viel voor de klassementsrenners, maar waar de nummer één van het klassement toch een gooi deed naar drie bonificatieseconden onderweg. De nummer twee – toen nog wel – liet dat niet gebeuren en ging nog over de nummer één, waarna een attente ploegmaat van de nummer één over de nummer twee ging en die drie seconden afsnoepte.

De nummer één heette Egan Bernal. De nummer twee, die zo graag die drie seconden had gepakt, was Remco Evenepoel. Het was een anekdote, een detail, niet het vermelden waard, maar toch was het een voorbode van wat zou komen, een signaal: don’t mess with us. Het was om te spelen, maar ik had dat toch niet gedaan als ik Remco was. Om het in zijn taal van vroeger te zeggen: als je weet dat je in het middenveld aan elkaar gewaagd bent, probeer dan niet iemand te jennen door hem te poorten.

Als je dat in het voetbal doet, word je onder het gras gestopt. In het wielrennen, in deze Giro, beland je bij gebrek aan gras onder het gravel. Dat is wat Remco Evenepoel is overkomen afgelopen woensdag in de rit naar Montalcino, dat ik dan weer ken van de Brunello, maar wat deze generatie renners natuurlijk niks zegt. De vorige generatie wel, nogmaals het bewijs dat die tijden beter niet te hard veranderen.

Dus, samenvattend: in die rit naar Montalcino verloor Evenepoel dik twee minuten op Bernal. Zijn supportersclub, sommigen in het bezit van een persaccreditatie, maakte er geen drama van, maar wijdde er wel zes pagina’s aan, volgestouwd met theorieën over hoe en waarom het fout ging en waarom misschien nog niet alles verloren was.

Even tussendoor, en ik kan mij vergissen, maar toen ik afgelopen woensdag de laatste twintig kilometer opnieuw bekeek op Eurosport meende ik bij de cocommentator Karsten Kroon een toontje van ‘zie je wel, jongen, eet nog maar wat boterhammen’ te bespeuren. Nogmaals, ik kan mij vergissen, maar ik denk het niet. Dat ligt in de lijn van de verbazing waarmee onze noorderburen kijken naar hoe idolaat onze media omgaan met een jonge renner, even beloftevol als er haken en ogen aan zitten.

Weeral in voetbaltaal: mathematisch is nog alles mogelijk. Die Evenepoel is geen gewone soldaat en vandaag bijvoorbeeld vindt hij een kolfje naar zijn hand met de steile Monte Zoncolan, het beest van Friuli.

Er zijn zoals gezegd meerdere theorieën waarom Evenepoel op de witte grindstroken van Toscane niet kon volgen. Het lijkt erop dat er maar één hoofdreden is waarom Evenepoel woensdag niet kon volgen en dat is dezelfde reden waarom hij vorig jaar in augustus in dat ravijn is gedoken: hij kan niet sturen zoals de rest van het peloton en al helemaal niet zoals Nibali bergaf en Bernal op grind.

Werk aan de winkel voor de huispsycholoog. Ik stel voor om hem beelden te laten zien van Chris Froome, te beginnen met de tijdrijder Froome die op het WK in Salzburg in 2006 dertig meter na het startpodium in zijn eerste bocht op een steward knalde en zijn eerste afdalingen reed als een postbode. Gaandeweg beterde dat en Froome zou zeven grote rondes winnen.

Moraal van het verhaal: je bent nooit te oud om te leren. Maandag in de koninginnenrit met 5.700 hoogtemeters, eindigend met de pijlsnelle en af en toe verraderlijke afdaling van de Giau, zullen we zien hoe het met Remco’s daalcapaciteiten is gesteld.