Column 16 uit Tokio ‘Goud ademen’ in De Morgen van vrijdag 6 augustus 2021

Na 97 jaar ademt België weer goud

Op een warme zomeravond in Tokio heeft de Belgische sport na jaren van occasionele successen een unieke prestatie neergezet. Niet dat de hele wereld nu verbaasd toekijkt, maar twee keer olympisch goud binnen hetzelfde uur is een ongekende luxe voor deze (voormalige) sportwoestijn.

Met nog drie dagen te gaan op deze Spelen komt het Belgian Olympic Team zo op drie keer goud op een voorlopig totaal van vijf medailles. Het maakt een sprong van maar liefst twintig plaatsen in de officiële medailletabel en behoort nu tot de top 25 in Tokio. Dat is eerbaar, maar ook niet meer dan dat.

Of er nog wat achteraan komt, dat is maar de vraag. Nog eens goud? Dat zou pas een wonder zijn. Misschien nog een andere medaille met het jumpingteam, misschien onze ploegkoerskoppels op de wielerbaan met de nadruk op de vrouwen, misschien de 4×400 mannen of vrouwen. Misschien. Op deze speciale Spelen is alles mogelijk, maar de voornaamste conclusie is alvast: de Belgische sport heeft niet gefaald en lijkt aan de beterhand.

Opvallend is dat drie van de vier kansen op goud zijn waargemaakt. Alleen het wielrennen bleef een beetje onder de verwachtingen. Zij konden niet wat de andere drie wel konden: de allermooiste van de medailles voor de neus van alle anderen wegkapen.

Gymnaste Nina Derwael beet de spits af. Ze was niet top in de finale en heeft op haar favoriete brug met ongelijke leggers alles uit de kas moeten halen om de tegenstand af te houden. Ze leek te plooien onder de enorme druk, maar de rest brak.

Ook zevenkampster Nafi Thiam moest haar goud ver gaan zoeken. Ze moest zelfs wachten tot de tweede dag om een tegenstander af te houden die ze in normale vorm geen blik waardig gunt. Ook zij sleepte haar goud uit de brand.

De hockeyers gingen het diepst. In een bijzonder spannende finale dreigden ze helemaal aan het eind kopje-onder te gaan na een hele wedstrijd te hebben gedomineerd. Ze hielden de Australiërs af, hergroepeerden zich rond een wonderbaarlijke doelman en gingen in zenuwslopende shoot-outs hún goud halen. Drie keer druk, drie keer succes: drie on-Belgische prestaties.


Drie keer goud op één Olympische Spelen is voor België 97 jaar geleden. Zevenennegentig. Laat dat even doordringen. Wat voor een onderontwikkeld sportland zijn/waren wij dan wel, zeg? Wellicht zijn er noorderburen die ons met onze vijf medailles nu blij weten met een dooie mus en ze hebben gelijk, maar weten zij veel hoe erg het hier was gesteld met de topsport. Nederland haalde in de eerste week in één dag ook twee keer goud op en nog zes andere medailles, acht in totaal. Het zij zo, België moet tevreden zijn met wat het heeft en dat is deze ‘Chinese’ score met meer goud dan de andere medailles opgeteld.

Drie keer goud op een totaal van vijf medailles is wonderbaarlijk. De normale verhouding is één keer goud op drie podiumplaatsen. Iedere volger van de Olympische Spelen stelt nu al twee keer op rij vast dat de absolute toppers het waarmaken, zelfs het podium domineren, maar dat we voor de andere plaatsen nog een maatje te klein zijn.

Het Belgian Olympic Team zal op deze Spelen op meer dan twintig topachtplaatsen uitkomen. In Rio waren dat er ook al achttien en veel vierde plaatsen. Tot dusver heeft het Belgian Olympic Team in Tokio opnieuw vijf vierde en vijf vijfde plaatsen. Al die olympische diploma’s hadden minstens zeven medailles moeten opleveren. Elke simulatie geeft aan dat, rekening houdend met grootte van de bevolking en het economisch niveau van België, tien plakken ons intrinsiek niveau is. Tien zou het streefdoel moeten zijn.

Ook als het bij deze vijf medailles blijft zijn die drie gouden medailles toch een resultaat om mee thuis te komen en op te bouwen, zeker voor een land dat in de eerste vijf Spelen van deze eeuw in totaal amper vijf keer goud won. Zowel Derwael als Thiam scoort in disciplines met aanzien. De hockeymannen tekenen dan weer voor het eerste goud in een teamsport in 101 jaar.

Het is geleden van de olympische voetbalploeg van 1920 dat België een teamsport op de Spelen won. Toen ging dat erg makkelijk. De Tsjechische finalisten voelden zich benadeeld na de uitsluiting van een van hen en weigerden verder te spelen. Nu was daar geen sprake van. Met Australië kwam de allerzwaarste tegenstander aan het eind van een bijzonder zwaar toernooi. Hockey mag dan de kleinste teamsport zijn, het is op Olympische Spelen de zwaarste, met een finale als achtste wedstrijd in dertien dagen.

Wat nu? De situatie is vergelijkbaar met die van 1996. In Atlanta won België onverwachts zes medailles waarvan twee keer goud. Daar is toen heel slecht mee omgegaan. In die tijd was het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité de drijvende kracht achter de topsport. Het wist zich met die zes medailles dronken van succes, iets wat sommigen bij het BOIC al te letterlijk namen.

Er kwam ruzie van, met als uiteindelijk gevolg een machtsvacuüm waarin bijzonder zwakke sportbestuurders de dienst kwamen uitmaken. Vandaag bestaat dat gevaar niet. De olympische bestuurders zijn nog steeds niet bijzonder briljant, maar de rol van het BOIC is herleid tot een olympisch uitzendbureau. De topsportdrivers in België zijn vandaag de gemeenschappen met Sport Vlaanderen, het voormalige Bloso, als voornaamste actor. Die zijn vastbesloten dit momentum niet te laten voorbijgaan.