Column over Jan Ullrich in De Morgen van maandag 18 juli 2022

Mythische renners

Er is een boek verschenen over Jan Ullrich, geschreven door Daniel Friebe. Jan Ullrich: de man, de mythe, de waarheid, zo heet het boek, uitgegeven bij Thomas Rap. Het leest als een trein, de hollandismen in de vertaling moet u er wel bij nemen.

Niet toevallig dat het nu verschijnt, exact 25 jaar na zijn eerste en laatste Tour-overwinning. Eerste en laatste, jawel. Zijn palmares met een Tour (1997), een Vuelta (1999) en olympisch wegritgoud (2000) valt al bij al mager uit voor iemand die door velen die zijn pad kruisten – niet het minst Lance Armstrong – de grootste motor op een fiets werd genoemd. The best there never was, is de toepasselijke ondertitel in het Engels.

Ik ben het boek pas beginnen te lezen toen ik in het Hoge Noorden regenbuien moest uitzitten. Zonde, want die zondag in Rostock, toen ik wachtend op de ferry van een dag later naar Warnemünde fietste, ben ik zowaar door Lütten Klein gereden, het Linkeroever van Rostock. Blijkt uit het eerste hoofdstuk dat kleine Jan daar is opgegroeid en daar de pletsen tegen zijn kop kreeg van zijn agressieve vader die later het gezin zou verlaten.

Een treurige typische DDR-woonwijk, zoals Friebe het omschrijft, is Lütten Klein nu ook weer niet. Meer zelfs, enkele kilometers verder liggen van de mooiste stranden van de Oostzee, waar de nomenklatoera van de SED kwam verpozen. Je kon veel slechter opgroeien. Friebe heeft rond Ullrich alles en iedereen kunnen bevragen, alleen Ullrich niet. Ondanks het gemis van Ullrich blijft het een erg lezenswaardig en meticuleus geresearcht boek.

Ullrich is een mythe geworden. Frank Vandenbroucke bij ons en Marco Pantani: evengoed mythes. Dat zagen we onlangs nog in een prachtige maar al even leugenachtige docu met de vrienden van Pantani. Neem die drie en doe er nog Armstrong bij en je hebt de vier meest besproken en beschreven renners van rond de eeuwwisseling. Met dat verschil dat het palmares van Armstrong met zeven Tour de France-overwinningen de mythe rechtvaardigt. Twee van de vier zijn dood, Ullrich was bijna dood. Alleen Armstrong heeft de storm van zijn bestaan doorstaan.

Armstrong is iets meer dan twee jaar ouder dan Ullrich, maar al in 1993 stonden ze op dezelfde pagina. Armstrong werd in een helse regenbui wereldkampioen in Oslo. Hij was amper 22 jaar en had op kop gereden met een jagende Miguel Indurain in de achtervolging en alleen wat corticoïden in het lijf, terwijl Indurain toen al aan de epo zat. Een dag eerder had Ullrich bij de amateurs gewonnen.

Armstrong vond Ullrich de enige ernstige bedreiging in zijn Tour de France-jaren. Pantani? Mayo? Te kleine motoren. Ullrich, dat was andere koek. Maar volgens zijn eigen trainer Michele Ferrari dwaalde Armstrong. “Hun fysiologische waarden zullen niet ver uit elkaar liggen, maar Lance reed zoals de Kenianen lopen: efficiënter.”

Ter aanvulling op het boek krijgt u nog twee anekdotes mee. Ze typeren hoe het er in die tijd aan toe ging.

De Tour van 2003 had Armstrong nooit gewonnen als Ullrich niet ziek was geworden aan het begin van de Tour. Dat was eigen schuld dikke bult, want Ullrich had zich een koortsaanval op de nek gehaald omdat hij met slecht bewaarde Actovegin had gewerkt. Actovegin was toen nog toegestaan. Het is afkomstig van kalfsbloed en bevordert de zuurstofhuishouding in het bloed.

Pas in de tweede week kwam Ullrich weer een beetje bij en reed hij in de tijdrit naar Cap Découverte Armstrong in de vernieling. In de laatste tijdrit naar Nantes verkende Armstrong het parcours wel en Ullrich niet. De Duitser kwam in de regen ten val op een rotonde en verloor de Tour met één luttele minuut.

Een jaar later zou het dan gebeuren. Maar Armstrong was in 2004 beter dan in 2003. Ullrich trouwens ook. Hij was beginnen te ‘werken’ met dokter Eufemiano Fuentes in Madrid om bloeddoping te organiseren buiten de ploeg. Armstrong had Manuel Beltrán overgekocht van T-Mobile en wist zo dat Ullrich bij Fuentes klant was, net als nog twee van zijn eigen ploegmaten.

Halverwege die Tour, toen de karavaan in de Pyreneeën was aanbeland en een levering bloed uit Madrid op weg was naar een appartement dat dokter Fuentes maanden van tevoren al had gehuurd, liet Armstrong een niet nader genoemde renner van zijn US Postal-ploeg de bestelling afblazen. Het was te gevaarlijk, er was te veel politiecontrole. Fuentes, met maar lieft zes gsm’s op zak, was toen al paranoïde. De bloedzakjes voor de drie van US Postal bereikten zo nooit de Tour. Het bloed van Ullrich evenmin. Armstrong had drie van zijn pionnen ingeruild voor de koningin van de andere kant. Schaakmat volgde.