Vriezen of dooien
En toen vroegen ze ineens – dat was vorige zondag in De zevende dag – en wat denkt u, wat wordt het met dat WK voetbal en de Rode Duivels? De vraag overviel mij een beetje, want ik zat daar niet voor het sportieve, wel om de slimme uit te hangen over de wenselijkheid (of niet) om naar Qatar te gaan, of naar Sharm-el-Sheikh voor de klimaatconferentie.
Van klimaatconferenties weet ik (ook) niks, maar persoonlijk zou ik Sharm-el-Sheikh wel zien zitten. Alvast liever dan een maand in Qatar met een stel voetbaljournalisten. Ik heb het EK van 2016 en het WK van 2018 op die manier ter plekke gevolgd. Nooit meer. Ronduit geestdodend. Nog liever drie maanden in een jeugdherberg in een olympische stad, al wordt het wennen als in 2024 in Parijs dat vervelende publiek er weer zal tussen lopen.
Bovendien weegt de journalistieke meerwaarde van ter plekke zijn niet op tegen de nadelen, zoals elke dag een persbabbel met een Rode Duivel van dienst die nietszeggende quotes debiteert, waarna Roberto Martínez geheel zichzelf is en ook weinig of niks zegt. Of nog, tijdens de wedstrijden met twee collega’s op een halve vierkante meter in een bloedhete tribune met de benen in de nek geplooid naar één schermpje staren. De actie bestuderend die zich zopas beneden op het groene gras heeft afgespeeld, maar waarvan je niet meteen alles hebt meegekregen. Was dat nu de paal, of toch de hand van Thibaut?
Thibaut, jawel, zoals in Thibaut Courtois. Ook dat is een neveneffect: proxy bias, op den duur word je geacht een deel te zijn van het grotere geheel en ook het grotere doel te dienen. Wij winnen, wij verliezen, wij doen het goed of niet goed, en familienamen worden voornamen. We worden allemaal tv.
Ik kon niet meteen een antwoord verzinnen op de vraag wat het zou worden. Dus zei ik: “Het kan vriezen of het kan dooien.” Waarop de ad-rempresentatoren in koor: alvast niet in Qatar. Daar stond ik dan met een mond vol tanden.
Weet ik veel wat het wordt. Dit is een raar toernooi. Op een raar tijdstip in het jaar gespeeld. En in een raar land, en dan heeft dat laatste niks te maken met rechten van het werkvolk aldaar of van de queergemeenschap die “geestelijk ziek als ze is” (een plaatselijk citaat) wellicht gewoon beter wegblijft.
De voetbalspelers moet je met dat onrecht ook niet lastigvallen. De meesten behoren tenslotte tot de menselijke soort die redeneert dat als zij het beter hebben dan de rest, en dat weten ze inmiddels, er dan onvermijdelijk een aantal op deze planeet het minder goed moeten hebben.
Rond grote toernooien worden fans scherper dan ooit en gaan ze zich ook sneller ergeren. Schampere opmerkingen worden meteen als fundamentele kritiek ervaren. Dat overkwam mij op de Olympische Spelen vorig jaar toen ik de Belgische tijdrijders, die het vooraf over één en twee eindigen hadden gehad, maar geen van beiden in de buurt van het podium kwam, als een afknapper bestempelde.
Welwelwel, dat werd me een rel. De nevenschade van grote sportmomenten zit hem ook in de plek die media vrijhouden voor iedereen die een mening heeft en denkt dat hij/zij kan schrijven. Vooral met de Tour duiken die overal op, niet gehinderd door al te veel
kennis. Ze krijgen een column en worden meteen fan. Wie niet voor ons is, of wie een ironisch grapje maakt, wordt door die ad-hoc- supporters-met-laptop gebanbliksemd.
Vorige week tweette ik naar aanleiding van het nieuws dat er een yogameester mee was met de Rode Duivels: “De yogameester (uit Dubai natuurlijk) van Eden Hazard bij Chelsea is mee met de Rode Duivels. Hij heeft Eden zich leren ontspannen. Dat is heel goed gelukt. Nu nog een meester die Eden zich leert inspannen.”
Welwelwel, die reacties… Gebrek aan respect… Amper twee jaar minder gepresteerd en nu zo afgemaakt… Alsof Eden zich nooit heeft ingespannen… En dat noemt zich journalist…
Dat ben ik ook, maar dat was nu eens opgeschreven in de hoedanigheid van columnist.
Heel in het begin van Twitter zou ik hebben gereageerd als Louis van Gaal: ben jij nou zo dom, of ik? Nu glimlach ik hoogstens. Ik weet sedert 2014 hoe ontzettend lang de tenen zijn, dat elke ironie, elk sarcasme, elke hyperbool kan worden opgevat als een aanslag op de waardigheid.
Daarom deze voorspelling: België kan heel ver geraken, maar ook niet. Afrikaanse landen zullen er weer allemaal uitgaan ten laatste in de kwartfinales, of voor de eerste keer wel de halve finale halen. Brazilië wordt wereldkampioen, maar doe mij toch maar liever Argentinië. Zolang Nederland het maar goed doet, kan de rest me aan mijn reet roesten.