Lucaaaaah-manie
Bij het ter perse gaan of althans het moment waarop de redactie deze column ingeleverd wilde zien, was nog niet bekend wie nu wereldkampioen snooker zou worden, de virtuoos Luca Brecel of de stoïcijn Mark Selby. De stand na de derde sessie, begonnen om 14 uur gisteren, was 10-15 in het voordeel van de Belg.
Bij het begin van de middagsessie won Brecel de eerste vier frames en de 8-9 van zondagavond laat werd ineens 8-13. 15u12 CET, zomeruur, dus kwart over twee in Sheffield en Luca Brecel had nog vijf frames nodig. Twee uur later miste hij nog drie frames. In de avondsessie stonden er nog tien geprogrammeerd.
Sinds zondagavond zit ik gebiologeerd te kijken naar dat snooker, een caféspel uit mijn jongvolwassen jaren waar ik nooit een jota van snapte en ook niet wilde snappen omdat snooker mij als knullige tapbiljarter veel te moeilijk leek om ooit aan te beginnen. Later, als sportjournalist, had ik er geen aandacht voor. Te veel andere, echte sport om naar te kijken.
We moeten het eerst hebben over de olifant in de kamer: neen, snooker is geen sport. Als u derhalve opmerkt dat deze column over snooker gaat en wel degelijk op de sportpagina’s staat, dan is dat goed gezien. Daar is geen goede reden voor, behalve dat dit mijn plek is en het na al die jaren ook is gaan dagen dat de wereld niet perfect en al helemaal niet zwart-wit is.
Toch even de puritein spelen. Om van sport te kunnen spreken bij een spel of een prestatie moet er sprake zijn van: – een competitie tegen een ander individu of team of tijd of score (check)
– afgesproken internationaal vastgelegde regels (check)
– een fysieke inspanning, die een effect heeft op hart- en bloedvaten (uncheck).
Die laatste voorwaarde — spanning alleen is niet voldoende — is meteen de meest in het oog springende en de meest omstreden omdat ze een aantal spelen, bezigheden of skills uitsluit, terwijl die over de jaren heen de status sport hebben verkregen. Denksport bijvoorbeeld. Of hengelsport. Of golf. Of darts. Of schieten. Of curling. Zeker e-sports. En jawel… alle vormen van biljart.
Bovenstaande drie criteria werden ooit opgesteld tijdens een sessie van de Sportakademie (is met K geschreven in het Duits), een lessenreeks voor jonge sportjournalisten aan de Sporthochschule in Keulen die tot doel had onze achtergrondkennis van sport en prestaties op te krikken.
De voorzitter van die sessie was de befaamde biochemicus en dopingjager Manfred Donike en die kwam met een uitsmijter van een uitsluiter: alle zogeheten sport waarbij betablokkers (hartslagverlagende middelen) kunnen helpen, is geen sport. Het staat buiten kijf dat een tragere hartslag helpt bij een precisiespel als snooker.
Je zou daar in het specifieke geval van Luca Brecel op het WK snooker ook nog kunnen aan toevoegen dat het bij echte sport tegenaangewezen is om niet te trainen en je tijdens het toernooi flink te bezatten, zoals hij aangaf na zijn eerste sensationele overwinning op Mark Williams.
Het meest gebruikte argument tegen de bewering dat snooker geen sport zou zijn, is deze: doe het zelf maar eens, snooker is superspannend en heel moeilijk. Dat is het zeker, vandaar dat ik ook gebiologeerd zat te kijken. Met alle respect, dat argument slaat nergens op: niet alles wat ik niet kan of wat supermoeilijk is, hoort thuis onder de noemer sport.
Tweede argument: wat dan met golf? Of curling? Of schieten? Waarom staan die zelfs op het olympisch programma? Precies, daar heb ik geen antwoord op, behalve dat fouten gemaakt in het verleden om welke reden dan ook (de commercie in het geval van golf) geen vrijgeleide zijn om er nog meer te maken.
Neen, snooker is geen sport, maar dat doet er allemaal niet toe. Het is heerlijke televisie, net als golf overigens, maar veel spannender. Snooker is een soort micro-golf, technisch heel moeilijk en mentaal een mindfuck als geen ander. Met hele keurige lui die dat spelen. Zoals Brecel zondagavond zijn medefinalist omhelsde omdat die een 147 maximumbreak had gescoord, waar zie je dat nog?
De Lucaaah-manie van de voorbije week is dan ook niet meer dan terecht. Luca Brecel is een virtuoos. Hij snookert als geen ander. Zelden verdedigend, maar hij kan het wel, altijd aanvallend, dodelijk precies, de moeilijkste ballen puntgaaf pottend. De Belgische wervelwind die gisterenmiddag door The Crucible trok, bezorgde Mark Selby een bronchitis.
Na zijn demonstratie van het voorbije lange weekend zal ongetwijfeld de roep weerklinken om hem sportman van het jaar te maken. Alle begrip, maar dat is dan weer meer dan een brug te ver.