Interview Besnik Hasi in De Morgen van 12 sep 2015

‘Er zijn grenzen aan mijn dankbaarheid’

Toen de assistent in maart 2014 overnam als hoofdtrainer sloeg hij een straat in die ooit naar de uitgang van zijn geliefde RSC Anderlecht zou leiden. Eén titel en anderhalf jaar later staat Besnik Hasi (43) na zes speeldagen aan kop, maar heeft hij al een crisis moeten bezweren. Zo gaat dat bij ‘de mooiste en moeilijkste club’ van België.

Tijdens het gesprek was de Anderlechtse communicator en spindoctor David Steegen gaan joggen en uitgerekend hij verbaasde zich er bij zijn terugkeer over dat zijn T1 – hoewel twee trainingen die dag en op de toppen van zijn tenen lopend – nog steeds in het vergaderzaaltje zat. Het was niet bepaald Zomergasten, want bij precies 59 minuten en 59 seconden is de Voice Memo-app op de iPhone stopgezet. Natuurlijk had dit nog wel een paar uurtjes kunnen doorgaan, dan leer je een mens beter kennen en een voetbaltrainer is, jawel, ook een mens. Besnik Hasi in de eerste plaats.

De Albanese Kosovaar van geboorte, maar al twintig jaar in België, is een man van vele oorlogen en dat mag je letterlijk nemen. Hij weet dat het pad van een hoofdtrainer vooral bezaaid is met valkuilen en boobytraps, en hij meent te weten dat de pers erop uit is hem te laten struikelen. Kun je hem dat kwalijk nemen?

Na net geen uur praten zegt hij: “Het ging een keer over iets anders dan over tactiek, bedankt. Ik word er zo moe van om altijd hetzelfde verhaal te moeten doen. Ja, we kunnen beter. Ja, we zullen beter. Natuurlijk is het voorlopig niet goed, maar we hebben al schitterende halve helften gespeeld en ik voel dat de stabiliteit terugkeert.”

Ik ga u ook de verplichte tactische vraag stellen, dan hebben we dat alvast gehad. Dus: leg eens uit, a.u.b., waarom bent u van veldbezetting veranderd?

Hasi: “De laatste wedstrijd van het vorig seizoen, tegen Gent dat al kampioen was, heb ik 4-3-1-2 gespeeld, in plaats van de gebruikelijke 4-3-3 met één diepe spits. Waarom? Omdat ik die ene diepe spits die ons twintig goals gaf kwijt zou zijn. Dat had het bestuur mij voorspeld. ‘Besnik, twee gaan er vrijwel zeker weg.’ Dat waren Mbemba, ons slot op de deur, en Mitrovic, onze goalgetter.

“Mitro vervangen door iemand met hetzelfde rendement, dat kon niet want dat kostte een fortuin. Ik begrijp dat, ik denk dan mee met de club en ik heb dat ook doorgesproken. We zouden andere spelers halen en ik wilde een ander systeem proberen. Het verschil is dat de twee spitsen meer verdedigend werk moeten doen en ik wilde Defour en Tielemans hoger laten spelen.

“De groep heeft dat niet opgepikt en dan heb ik thuis tegen Lokeren een platte 4-4-2 gespeeld en in Westerlo een 4-3-3 met de punt naar achter en daar vonden de spelers zich goed bij. Maar je kent de voetballers: als ze het niet goed uitvoeren, is het de schuld van het systeem en als ze winnen, is het systeem automatisch wel goed.”

U bent als speler in 2000 bij Anderlecht gekomen en u maakte meteen het beste Europese jaar van de laatste kwarteeuw mee.

“Ik kwam van Genk en we moesten meteen in de laatste voorronde tegen FC Porto. Ik speelde en die hebben we uitgeschakeld: 1-0 thuis en daar die voorsprong gaan verdedigen. Maar ik had al last van een blessure en toen daar nog een andere bij kwam, was ik maanden uit. Tegen PSV ben ik terug in de ploeg gekomen en we hebben de tweede ronde bereikt van de Champions League, die toen nog in poulevorm werd af-gewerkt. Real Madrid zat daar onder meer bij.”

“Dat ik niet alles heb gespeeld in die zes jaar komt door mijn concurrent: Yves Vanderhaeghe (nu trainer van KV Oostende, HVDW). We waren hetzelfde type speler: bal recupereren en de aanval op gang brengen. Soms hadden ze er twee nodig en dan speelden we allebei, maar Yves heeft meer gespeeld dan ik.

“Anderlecht heeft ons allebei in dezelfde zomer gekocht en die onderhandelingen hebben lang aangesleept. De laatste dag kwamen we elkaar tegen in het stadion. Hij dacht wellicht: het wordt Hasi. En ik dacht: oké, Yves komt tekenen. Maar Constant Vanden Stock hakte de knoop door: we pakken ze alle twee. Nu hebben we maar één zes, dat is Leander Dendoncker. Youri Tielemans en Steven Defour spelen daar vaak, maar dat zijn eigenlijk twee achten (hoe hoger het getal, hoe offensiever, HVDW).”

U maakt nu zelf het bruggetje naar vandaag. Wat is het verschil met vroeger?

“Dat is niet te vergelijken. Kijk naar de ploeg die toen Champions League speelde: allemaal spelers van 27 tot 30 jaar. Walter Baseggio was de jongste bij ons, en ook die was al 22 en had ervaring in eerste klasse. Er was een totaal andere visie op wat de club moest doen. Jan Koller en Tomasz Radzinski waren de beste aanvallers in België; Anderlecht kocht die weg. Er waren twee goede verdedigende middenvelders die ze wilden in België? Ze kochten ons allebei.

“De jonge talenten van vroeger kregen een aanbieding van Anderlecht en zagen dat als een springplank. Of in mijn geval: als een eer, gevraagd worden door de eerste club van het land. Je dacht niet na: je ging gewoon.

“Nu redeneren jonge talenten dat ze Anderlecht niet nodig hebben om het in het buitenland te maken. Bovendien wordt Koller vandaag bij Lokeren weggehaald door een buitenlandse club met veel meer geld dan Anderlecht. De concurrentie is groter geworden op de spelersmarkt en niet alleen door buitenlandse clubs. Er zijn tegenwoordig ook meer Belgische clubs met veel geld.”

Iets meer rolmodellen die hen tonen wat de weg naar de top is – wat te doen en wat te laten -, is dat welkom?

“Ja, maar de mentaliteit van de jongeren is veranderd. Ik ga een beladen woord gebruiken: respect. Wij hadden dat vroeger toch net iets meer voor oudere spelers, terwijl ik nu de jonge gasten zie komen met een houding van: hé, hier ben ik en dát wil ik. Dat kun je negatief vinden, maar daardoor breken ze ook sneller door. En ik wil er ook niet tegenin gaan, want ik kan niet de hele maatschappij veranderen.”

Denkt u soms nog terug aan uw eigen voetbaljeugd en hoe die u heeft gevormd? U verliet Kosovo op uw 18de en ging in Zagreb voetballen in een land in volle oorlog.

“Ik tekende bij Dinamo Zagreb in 1990 enkele maanden na die fameuze wedstrijd tegen Rode Ster Belgrado met die vreselijke rellen die een voorbode waren voor de onafhankelijkheids- oorlog tussen Kroatië en Joegoslavië, later Servië.

“Toen de oorlog begon, heb ik mijn familie lang niet kunnen zien en ik was pas 18 toen ik vertrok. Ik zou het geen tweede keer willen meemaken, maar ik ben er een ander mens door geworden. Ik ben socialer en bekijk een mens als mens; ras en afkomst tellen niet. De reputatie van de Balkan is anders, ik weet het, maar geloof me dat er veel zijn die denken zoals ik.

“Later was er ook oorlog tussen Kosovo en Servië en ik heb ook veel Servische vrienden. Vorig jaar bij die interland tussen Servië en Albanië hadden we die rel rond die vlag van Groot-Albanië, die door een speler van Servië uit de lucht werd geplukt. Onze Mitrovic zat bij de Servische selectie én hij heeft zelfs mee rel geschopt. Natuurlijk ben ik op dat moment Albanees, maar ik kan plaatsen wat hij in een emotionele bui heeft gedaan. Mitrovic is een goede gast en mijn contact met hem was schitterend. Ik heb hem bij zijn terugkeer bij mij geroepen en gezegd: wat daar is gebeurd, dat laten we daar, we zijn op Anderlecht en hier speelt dit niet. Hij begreep dat.”

En als u nu het nieuws ziet, komt dan iets terug?

(zucht) “Ik zag dat beeld van dat jongetje op het strand voor het eerst toen ik de krant opensloeg. Dan komen meteen de tranen, want dan denk ik dat mijn dochters daar ook zouden kunnen liggen.

“Ik begrijp niet dat mensen dit elkaar kunnen aandoen. Ik begreep het vroeger niet in Joegoslavië en ik begrijp het nog steeds niet. Ik het gevoel dat er steeds minder medeleven is met die vluchtelingen. Jammer. Ik herinner mij nog hoe wij alleen al onder de supporters van Genk destijds anderhalf miljoen frank hebben opgehaald voor de vluchtelingen van Kosovo.

“Ik ben dat geld toen gaan brengen samen met een journalist van Het Belang van Limburg aan 350 families uit Gjakovë, mijn stad, die naar tentenkampen waren gevlucht. Alles helpt op dat moment. We hebben die mensen hun leven niet gered, maar we hebben compassie getoond en met dat beetje geld konden ze toch eens iets anders doen. Ik vind dat we met de Pro League ook iets moeten doen.”

Edel, maar uw eerste prioriteit blijft deze ploeg aan het voetballen krijgen.

“Jazeker, dat weet ik ook. Al staan we wel aan de leiding ondanks dat het hier al heeft gestormd, onder meer met de zaak-Vanden Borre. Ik ga daar niks meer over zeggen, behalve dat dit de enige mogelijke oplossing was. We hebben één rot-slechte wedstrijd gespeeld, op Oostende, en we zijn nog zoekende. Maar we hebben een aantal keer schitterende passages gehad en daarop bouwen we voort. De stabiliteit is terug, ik voel dat.”

Clubs zijn duiventillen. Jullie moeten wachten welke duiven op het hok vallen en een prijsduif wordt zo snel mogelijk verkocht. Dat maakt het er niet makkelijker op.

“Misschien niet, maar anderzijds haal je als trainer ook voldoening uit het afleveren van een jong talent. Neem nu Aleksandar Mitrovic: die hebben wij gekocht voor veel geld, en met veel meer winst doorverkocht.”

Trainers moeten niet praten in termen van winstmarges.

“Geen enkele trainer verkoopt graag zijn beste spelers, maar dit is de politiek van onze club die we hebben ingeslagen toen ik nog assistent was. Wij waren allemaal pro: eigen jeugd zien door-breken en talentvolle jongeren uit het buitenland beter maken en doorverkopen.

“Anderlecht is een transitclub geworden, België is een opleidingsland en daar ga ik niks aan veranderen. Uiteraard zou ik liever drie, vier jongeren zien in een oudere kern, waardoor de druk wat afneemt. Drie jaar geleden konden Massimo Bruno en Dennis Praet de stap iets makkelijker zetten, omdat ze omringd waren door mannen als Kouyaté, Mbokani, Jovanovic en Biglia, die de druk van de jonge gasten wegnamen. Onze Youri Tielemans is pas 18 en men verwacht dit jaar van hem dat hij er staat.”

Wat zijn voor u breekpunten in een relatie met een bestuur of een management?

“Respect en transparantie. Ik wil niet de absolute baas zijn, maar ik wil wel weten wat er speelt en waarom en dan zal ik het proberen te begrijpen. Zoals ik ook begreep dat Anderlecht er alles aan heeft gedaan om Alexander Scholz te halen in de winter. Echt alles. Maar als die voor Standard kiest, dan weet ik ten minste dat het niet de schuld is van de club. Boussoufa: zelfde verhaal.

“Weet je, bij Anderlecht zijn er heel korte lijnen en we doen alles in overleg. Een autoritair type trainer moeten ze hier niet. Na Ariël Jacobs hebben ze onderhandeld met een trainer die zei: ‘Dat is de leeftijd van de spelers met wie ik werk en die en die moeten weg.’ Ja hallo, dat waren net onze beste spelers. Dan was het onmiddellijk: ‘Bedankt mijnheer, maar dit gaat niet door.’

“Ik weet niet of ik te dankbaar ben. Ik sla ook op tafel bij mijn bestuur, maar dat moet dan niet in de pers komen. Jawel, er zijn ook grenzen aan mijn dankbaarheid. De dag dat ik niet meer gerespecteerd word, houdt het voor mij op. Wie mij respecteert, behandel ik ook loyaal. Ik ben de sportieve baas en mijn baas is Herman Van Holsbeeck. Hij heeft dan weer met de finan-ciële mensen te maken, maar ik zal nooit naar die mensen toestappen om mijn goesting te krijgen. Zelfde verhaal als ik met de voorzitter praat. Als dat gebeurt, weet Herman precies waarover het gaat.”

U zit op de mooiste, maar tegelijk moeilijkste positie bij de mooiste, maar tegelijk moeilijkste club van het land.

(denkt na) “Ik zou willen dat je dat zo opschrijft, want dat vat het ongeveer samen. Anderlecht is zo anders. Neem nu Kara Mbodj die bij ons komt. Wij wilden hem omdat hij de competitie kende en wij hem kenden als secuur. Bij Anderlecht begint hij weer van nul en in het begin was het echt niet goed. Hij heeft al ondervonden dat het niet telt wat je op een ander hebt gedaan. Dit is Anderlecht: híér moet het gebeuren en iedereen kijkt heel kritisch toe, nergens zijn ze sneller en onverbiddelijker met hun kritiek.”

Toch zult u een keer ontslagen moeten worden en dan gevraagd worden door een andere club om helemaal uw goesting te krijgen.

“Ik wil niet ontslagen worden. Ik sta aan de leiding en toch heeft Anderlecht al een crisis moeten bezweren omdat ik van systeem ben veranderd. Ik weet het, dit is Anderlecht met zijn eigen gebruiken en gebreken. Eén daarvan is: winnen is niet genoeg, het moet mooi zijn. Drie keer met 1-0 winnen op een diefje en daarna gelijk spelen en je hebt vier slechte wedstrijden op je rekening. Maar ik kan niet zeggen dat ik dit niet wist: ik ben hier al zestien jaar.”

U ben door over te nemen van John van den Brom wel de eenrichtingsstraat ingeslagen die leidt naar de uitgang.

“Dat zei de voorzitter mij ook. Hij zei: je beseft toch, met de stap die je nu zet, dat er ooit een einde komt aan je tijd bij Anderlecht? Dat wist ik. De voorzitter wilde mij voor heel lang in de positie van assistent houden, maar ik had al aanbiedingen gehad van Albanië en van KV Mechelen en telkens had hij neen gezegd. Ik zei: ‘Voorzitter, eeuwig T2, dat gaat niet gebeuren. Ooit wil ik hoofdtrainer zijn: of ergens anders, of hier.’ Ik was dus bij mijn volle verstand toen ik die straat insloeg.

“Het verschil met vroeger is dat ik nu minder goed slaap: van de adrenaline als we hebben gewonnen of van het piekeren als we hebben verloren.”

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s