Verhaal over de Olympische stage op Lanzarote in De Morgen van 14 nov 2015

‘DE LAT MOET HOGER’

Als ooit de redder (m/v) voor de Belgische, c.q. Vlaamse topsport neerdaalt, stuur die naar de preolympische stage op Lanzarote. Veel kans dat die onmiddellijk zijn biezen pakt, maar wij bleven om u te berichten over de olympische twijfels, frustraties en plannen.

Jammer voor de harde werkers en die ene topsportkenner van het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité, maar de ene na de andere trainer/bobo/atleet kwam op dag twee ongevraagd melden dat deze olympische stage nergens op sloeg. “Ik denk dat we dit voor het laatst hebben gehad.”

En toch, geen twee dagen later kirde judoka en medaillekandidate nummer één Charline Van Snick toen ze spontaan de weldaden van diezelfde stage opnoemde: “Ik zie hier hoe andere atleten gefocust naar het grote moment toeleven. Dat inspireert mij. En het is hier mooi weer.” Over Van Snick geen kwaad woord. Hadden we er maar meer met haar mentaliteit.

Er zijn veel waarheden in de topsport, maar het zou minstens aan het denken moeten zetten dat België het enige land is dat op acht maanden voor de Spelen een dure troepenschouw houdt op een locatie die voor de helft van de sporten geen ideale trainingsomgeving is, met voor de helft atleten die nooit Rio zullen zien.

Bij het BOIC is men ervan overtuigd dat het de groepsgeest bevordert. Dat zal niemand tegenspreken die afgelopen woensdagavond zag hoe alle sporters zich de naad uit het lijf speelden bij voetvolley, tafeltennis en badminton. En dat top-dj Netsky hier sinds donderdag ook rondloopt, en het ronduit sublieme Rio-spotje van het BOIC van zijn beats heeft voorzien, is pr-matig een voltreffer. Maar de vraag bij dit alles blijft: is dit topsport?

Het BOIC heeft veel aan belang ingeboet, maar wil niet worden herleid tot een olympisch reisbureau en dus voorzien ze in behoeftes die ze desnoods zelf creëren. Vandaar dat hameren op de teamgeest, vandaar ook de beschikbaarheid van sportfysioloog Peter Hespel en sportpsycholoog Jef Brouwers. “Toen het BOIC mij voorstelde om met hen samen te zitten om te kijken of ze nog iets voor mij konden betekenen, kreeg ik het bijna.” Zwemcoach Ronald Gaastra werd er pissig van. “Als ik op acht maanden van de Spelen mijn fysiologie en psychologie nog niet op orde zou hebben, dan was ik een verdomd slechte coach.”

Zes medailles, maar ruzie

De eerste olympische stage op het Canarische eiland Lanzarote dateert van november 1991, toen het BOIC onder aanvoering van secretaris-generaal Adrien Vanden Eede een zestigtal atleten, twintig journalisten en nog eens evenveel sponsors, allen gratis, naar het sportdorp Club La Santa had uitgenodigd. Vier jaar later werd de tweede editie een nooit meer geëvenaard hoogtepunt.

Adrien Vanden Eede, na de internationale vlucht vooruit van Jacques Rogge zelf voorzitter van het BOIC geworden, was in 1995 jammer genoeg thuis gebleven, want opgenomen voor een ontwenningskuur. Het kon de pret niet bederven: het Belgian Olympic Team was op weg naar de beste Olympische Spelen na de Tweede Wereldoorlog, met zes medailles waarvan twee gouden voor Ulla Werbrouck en Fred Deburghgraeve.

Net op tijd terug uit ballingschap om de prijzen omhoog te houden, sprak Vanden Eede in Atlanta de memorabele, door wodka geïnspireerde woorden “ce sont mes médailles”. Toen werd het oorlog en na Atlanta 1996 is het steeds bergaf gegaan met België op de Spelen. In Sydney werd de schijn nog opgehouden met vijf medailles, maar geen enkele gouden, en daarna was het huilen met de pet op: drie, twee en drie medailles in Athene, Peking en Londen.

BOIC’s directeur topsport Eddy De Smedt (61), straks weer de gedreven Belgische delegatieleider voor Rio, wordt niet graag aan die onzalige periode herinnerd. “We dachten dat we vertrokken waren na onze beste Spelen ooit, maar er kwam ruzie van en het momentum was weg. Ik ben er net niet ziek van geworden.”

De waardering voor sportaficionado Eddy De Smedt is unaniem. “Eddy De Smedt hebben wij overal bij betrokken”, zegt Pol Rowe, algemeen directeur bij het Bloso, straks Sport Vlaanderen. “Hij zit in onze Task Force en in de Stuurgroep Topsport. Eddy spreekt mee over het nieuwe topsportactieplan tot Tokio 2020. Wij stemmen constant op elkaar af. Jammer genoeg is dat niet altijd mogelijk met de Franstalige gemeenschap. In de vergaderingen met de gemeenschappen en het BOIC (ABCD in het jargon, HV) kunnen we moeilijk tot afspraken komen over doelstellingen, en bijna niet over wat we als topsport kwalificeren.”

Waarmee we bij hét pijnpunt van de Belgische sport zijn aanbeland: de structuren in dit ingewikkelde land. Vroeger kon je een hooggeplaatste van het Bloso nog weleens betrappen op een mijmering dat topsport een unitair verhaal had moeten blijven, maar dat staat in N-VA-tijden gelijk met zelfmoord.

Pol Rowe stelt gewoon vast: “Sport is deels gepolitiseerd. Vijf partijen werken op elkaar in: twee politieke structuren, twee administraties en het BOIC. Er gaat veel energie verloren aan het iedereen op dezelfde lijn te krijgen.”

Eddy De Smedt: “Chronische reünitis, daar lijden wij aan. Als alles te herdoen zou zijn, is één topsportstructuur de logica. Maar het BOIC heeft zich aangepast. Vroeger vergaderden we bij ons, nu ga ik naar het Bloso.”

Waar Rowe en De Smedt wel moeite mee hebben, zijn de gemiste kansen. Ze illustreren een mentaliteitsprobleem. Toen tafeltennissers uit Franstalig België en Vlaanderen elkaar hadden leren kennen op een stage in Mulhouse, vonden ze het fantastisch om over de taalgrens te kunnen sparren. De Smedt: “We stelden voor om dat twee keer per week ook in België te doen. De Vlamingen zaten in Leuven en de Franstaligen in Namen, een lange straat van elkaar verwijderd, maar het bleek toch te moeilijk.”

Rowe wordt nog ongemakkelijk als hij denkt aan de drie generaties basketbalspeelsters met potentiële olympiërs die verloren gingen. Rowe: “Op elke positie hadden we een speelster die bij de beste drie van Europa behoorde. We vergaderden ooit met 21 man over dat project. Ik zei: eigenlijk willen we in de toekomst met één verantwoordelijke praten. Iedereen wilde die ene zijn en er kwam niks van.”

Focus op de atleten

Verdeeldheid is geen ziekte van de regio’s, ook Vlaanderen deelt in de malaise. Pol Rowe geeft het voorbeeld van de tienkampers: “We hebben drie toppers: Hans Van Alphen, Niels Pittomvils en Thomas Van der Plaetsen. In plaats van alle kennis samen te leggen, heeft elke tienkamper een aparte trainingsstructuur en die proberen wij te financieren. Synergie? Haast onbestaande, dus allesbehalve efficiënt.”

Maar nu, de toekomst. Rowe en De Smedt voeren vaak het woord in de werkgroep strategie die straks aan de minister het Topsportactieplan IV moet voorstellen, die dat op zijn beurt moet gaan verdedigen in het parlement. In voorgaande zin ligt al een deel van het probleem besloten, want in een land als Nederland moet de minister zich nooit verantwoorden voor de keuzes van de topsport.

Topsportactieplan III met tien focussporten was geen onverdeeld succes. Voor beide sportdenkers is het duidelijk. Er moet een accentverschuiving komen. Terwijl vandaag structuren en sporttakken zich zonder veel ongelukken vier jaar lang verzekerd weten van hun topsportgeld (zie het voorbeeld van het wielrennen), moet de focus straks liggen op projecten die het programma, de atleet en zijn omkadering centraal stellen.

Pol Rowe: “Zo’n ad-hocbeleid kan niet zonder maximale operationele bevoegdheid. We zullen het ook nooit buiten de sportbond om organiseren, maar we willen wel in die bonden met zo weinig mogelijk en vooral met de juiste mensen goede afspraken maken.”

Eddy De Smedt: “Een eerste voorwaarde is dezelfde taal spreken. Wat is topsport? Wij hebben de lat ooit bij de top acht van Europa gelegd, maar al snel is de achtste plaats in Europa de norm geworden en dat is niet altijd topsport. Die lat moet hoger.”

Pol Rowe: “Als men ons zegt: alleen nog olympische disciplines en mondiale resultaten, ga ik daarin mee.”

Eddy De Smedt: “Dat is de enige manier om hier uit te geraken.”

30 miljoen euro voor een wielermedaille

Een van de vier aanwezige wegwielrenners op Lanzarote, de modelprof Jolien D’Hoore, gaat naar de Spelen. Zij rijdt omnium en als alles wat meezit, heeft ze een realistische kans op een medaille. Naast een jonge belofte (Lotte Kopecky) als trainingsmaat, zijn ook Kenny Deketele en Moreno De Pauw hier van de partij.

Die aardige jongens hebben de Zesdaagse van Londen gewonnen. Ze liggen onder contract bij de Topsport Vlaanderen-ploeg om op de piste te scoren, in de eerste plaats als leden van de achtervolgingsploeg. Jammer maar helaas, die ploeg is sinds Londen – op één keer na – altijd maar trager gaan rijden, met een kansloze 4’07 als absoluut dieptepunt bij de laatste World Cup in Cali.

Toen Deketele en De Pauw zich deze week aan hun collega-atleten moesten voorstellen, waren ze zo eerlijk toe te geven dat ze geen schijn van kans meer maakten op de Olympische Spelen. Wat ze er niet bij vertelden, is dat ze de komende maanden verplicht worden de omniums in de World Cup af te schuimen. Zij moeten punten scoren namens België en zo de quotumplaats voor collega-renner Jasper De Buyst veiligstellen.

Jasper De Buyst is een vleesgeworden systeemfout, een uitwas van de foute Vlaamse wielercultuur. Hij doorliep de topsportschool in Gent en was tot en met 2014 ook een Topsport Vlaanderen-renner, specifiek ondersteund met het oog op een medaillekans in het omnium. Tot De Buyst in de gaten kreeg dat hij misschien iets meer kon verdienen bij die andere overheidsploeg – Lotto-Soudal. Gevolg: nadat eerst klauwen vol overheidsgeld in De Buyst is geïnvesteerd om van hem een omniumtopper met medaillekansen te maken, is overheidsgeld uit datzelfde potje (de Nationale Loterij) aangewend om van hem een wegrenner te maken.

Jasper De Buyst, die in twee jaar Topsport Vlaanderen twaalf koersen won, maakte dit jaar niks klaar op de weg. Hij reed wel de Vuelta en eindigde daarin 126ste. Trots dat hij was – een grote ronde uitgereden en dus eindelijk een coureur – maar hij maakte ook niks meer klaar op de wielerbaan. Op de cruciale achtervolging van de laatste kans (voor kwalificatie voor Rio) op het EK in Grenchen vorige maand, ging De Buyst te snel weg en kon op het eind ook niet meer volgen.

Weg laatste kans voor een van de duurste ploegen uit het Vlaamse topsportbeleid. Het wielrennen kreeg de laatste olympiades (acht jaar) steeds ongeveer het dubbel aan subsidies van atletiek, na wielrennen de best betoelaagde sport. Sinds de laatste wielermedaille van Athene in 2004 (de wegmedaille van Axel Merckx, de laatste baanmedaille dateert al van Sydney 2000) is 30 miljoen euro Vlaams topsportgeld in het wielrennen geïnvesteerd.

Aan Jasper De Buyst en Jolien D’Hoore de zware opdracht om daar één of twee medailles uit te puren. Laatste stand van zaken: De Buyst die te vermoeid was om de World Cup in Cali te rijden en ook afzegde voor de olympische stage op Lanzarote, is deze week herboren en voorgesteld als de topfavoriet in de Gentse Zesdaagse.

Afgunst

Nog een voorbeeld van een systeemfout in de Vlaamse sport, is het zwemmen. In Antwerpen is naast de Wezenberg een zesbaanstrainingsbad gebouwd van 8 miljoen euro: 4,5 miljoen betaald door de stad Antwerpen en 3,5 miljoen door de Vlaamse overheid. De Vlaamse Zwemfederatie (VZF) moest 200.000 euro investeren aan technologie, maar dat laat op zich wachten, want ondertussen waren de plaatselijke club Brabo en de VZF in een felle discussie gewikkeld over de trainingsuren.

Er zou nu een akkoord zijn, maar in de coulissen blijven ze elkaar bestoken. Een en ander heeft ook te maken met het al of niet nakende ontslag van Ronald Gaastra als bondscoach. Gaastra, een van de twee coaches in deze delegatie die ooit olympisch goud won (met Fred Deburghgraeve), wordt parttime betaald door Brabo, dus de stad Antwerpen, en parttime door de VZF, met overheidsgeld.

Bij de VZF wil de voorzitter af van Gaastra, nota bene de coach van de aflossingsploeg én van Pieter Timmers, die een mooie finale kan zwemmen op de 100 meter vrije slag, een van de meest gemediatiseerde nummers van de Olympische Spelen. Op 27 november wordt het nieuwe trainingsbad officieel geopend. Zes banen, vijftig meter lang en gevuld met water en afgunst.

Prijzenpot in Rio

Atleten die in Rio een gouden medaille behalen, krijgen een premie van 50.000 euro (bruto). Dat maakte het BOIC op de olympische stage in Lanzarote bekend. Zilver is goed voor 30.000 euro, brons levert 20.000 euro op. Daarna daalt de premie tot 10.000 euro (vierde) en 5.000 euro (vijfde tot achtste). Voor de ploegsporten bedragen de premies per atleet 12.500 euro (goud), 7.500 euro (zilver), 5.000 euro (brons), 2.500 euro (vierde) en 1.250 euro (vijfde tot achtste). (Belga)

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s