Ooit moet Tim Wellens kunnen wat Steven Kruijswijk nu doet
In afwachting van de déclic bij MPH die nog steeds niet weet of hij bij FCB blijft – ja, aandachtszoekerij ís een vervelende aandoening en vooral voor de entourage – een keertje iets compleet anders: koers. Steven Kruijswijk is op weg om de Giro te winnen. “Leeft het een beetje in Nederland?” Dat vroegen ze gisteren op de radio aan een Nederlandse collega. “Ja toch, nu jullie niet meedoen aan het EK voetbal, hé?”
“Jaaa,” antwoordde die collega, “het leeft. En we zijn niet alleen in wielrennen goed, maar tegenwoordig in heel veel andere dingen. Nu het een keertje minder is met het voetbal, doen we het toch aardig in de rest van de sport.” En hij noemde Max Verstappen en Dafne Schippers.
Steven Kruijswijk, wie had dat nu gedacht? De collega, want had de niet onbelangrijke voetnoot dat Kruijswijk normaal in de eerste week wordt weg gereden en vervolgens steeds beter wordt. Dat is niet gelogen want nog vóór dit weekend, wees Thijs Zonneveld – dat is die collega – al op de potentiële winnaar in de klimmer uit Nuenen.
Om correct te zijn, niemand wordt natuurlijk echt beter in een grote ronde, maar de ene gaat minder snel achteruit dan de andere. Kruijswijk is niet weg gereden in de eerste week en gaat nu het minst snel achteruit, en zijn sterkste week is meestal de derde. Dat is een talent, dat zijn de genen en dat is ook de training.
Wat zijn de kansen van Kruijswijk? Er zijn nog zes dagen koers. Achter hem staan vier berggeiten: één uit Colombia (Esteban Chaves), één uit Italië (Vincenzo Nibali), één uit Spanje (Alejandro Valverde) en één uit Polen (Rafal Majka). Vandaag is geen rit, dus dat is kat in ’t bakkie, zouden de Nederlanders zeggen.
Woensdag en de laatste dag van Cueno naar Turijn is vlak, die tellen we niet mee. Blijven over: nog drie ritten. Morgen gaat het naar Andalo en dat is middengebergte. Moet hij kunnen overleven. Donderdag en vrijdag zijn de kwade dagen. Donderdag de Col d’Agnel omhoog en omlaag en dan naar Risoul. Risoul is een loper en de Col d’Agnel ligt op meer dan vijftig kilometer, dus dat is ook haalbare kaart.
Vandaar gaan ze terug naar Italië naar Sant’Anna di Vinadio, waar ze bergop finishen op een oude weg met graven omzoomd. Wat ze allemaal niet uitvinden in die Giro. Die weg is niet het probleem, wel de Col de la Bonette (op zestig kilometer van de streep) en de Colle della Lombarda op elf kilometer. Opdracht voor Steven Kruijswijk en zijn team: overleef de Colle della Lombarda, zeven procent stijging over 20 kilometer, een Ventoux dus.
Die Nederlanders toch. Vorig jaar winnen ze haast met Tom Dumoulin de Vuelta, nu zijn ze op weg om met Kruijswijk minimaal podium te rijden in een grote ronde. Van 1990 is dat geleden, met Erik Breukink in de Tour en van 1980 is het geleden dat ze wonnen, met Zoetemelk en ook in de Tour. Hoe zit dat met ons? Wij hebben Jurgen Van den Broeck op drie staan in de Tour in 2010 maar eigenlijk was hij daar vierde (zoals in 2012) en werd pas later derde toen winnaar Alberto Contador (zero, zero, zero,…) wegviel. Een winnaar is bij ons geleden van 1976, met Lucien Van Impe in de Tour.
De eerste week verschenen her en der artikels over hoe goed de Belgische ploegen het wel niet deden. Even hadden ze alle truien in hun bezit en wonnen haast alle etappes. Dat klopt, maar Kittel, Greipel en Brambilla zijn wel buitenlanders. Alleen Tim Wellens, het klimproject van Lotto-Soudal, kon wat Belgisch weerwerk bieden en een mooie rit winnen. Wellens was gisteren in de klimtijdrit zeventiende en staat in het algemeen klassement op twee uur, wat geen juiste weergave is van zijn talent.
Wellens denkt dat hij niet gemaakt is voor een grote ronde. Misschien moet hij Kruijswijk even aanschieten. Die is vier jaar ouder. Het heeft bij hem ook geduurd voor hij tot wasdom is gekomen en de trainers bij LottoNL-Jumbo zijn geduldig met zijn talent aan de slag gegaan. Met de juiste training moet Wellens dit ook ooit kunnen. Ondertussen duimen maar voor Steven Kruijswijk.