Verhaal over Bradley, Gary en Gent in De Morgen van 14 november 2016

Gary, Bradley, Gent: de cirkel is rond

In Gent werd hij geboren en verlaten door zijn vader, in Gent zag hij hem terug, in Gent won hij zijn enige zesdaagse en in Gent zal Bradley Wiggins deze week de laatste herinneringen aan Gary Wiggins ophalen: shirts, krantenknipsels en niet altijd even fraaie verhalen.

Dit is het mooie sprookje van het jongetje dat wielrenner werd, zoals zijn vader maar oneindig beter. Dit is ook het trieste lot van een jongetje dat wielrenner werd ondánks zijn vader, op de fiets een dopingverslaafde en geëindigd op straat als dronkaard, leeggebloed. Volgens Bradley Wiggins (36) in zijn eerste boek In Pursuit of Glory heet zijn pa Garry. Volgens alle andere bronnen is het Gary, met één r. Gary noch Garry waren er ooit voor Bradley, behalve die eerste twee jaar in Gent waardoor vader en zoon voor eeuwig zijn verbonden met hun wieler-DNA.

In het boek staat een foto van Gary en kleine Bradley die samen brood geven aan de eendjes. ‘We feed the ducks together at a pond in Ghent’, luidt het bijschrift. De ‘pond in Ghent’ is in werkelijkheid de kom van de Gentse Watersportbaan. Dicht bij onze flat, luidt het bijschrift, wat ook niet klopt.

Net na het verschijnen van zijn boek en bij de start van Team Sky, waar hij zes jaar voor zou rijden, toonde ik hem de foto. Hij was niet echt scheutig om te reageren, tot mijn bemerking.

– “Ik weet waar die foto is genomen, je bent er vaak genoeg voorbijgereden.”
Bradley: “O ja, waar dan?”
– “Om de hoek van de wielerbaan, waar jullie in 2004 hebben getraind voor de Spelen van Athene.”

Hij had tijd nodig om dat te verwerken. Daarop vroeg hij om Watersportbaan, Gent op te schrijven op een papiertje en stak het weg bij zijn telefoon. “Ooit kom ik op die plek terug. Unfinished business needs a finish. Some day.” Hij knikte en draaide zich toen om. Het is niet bekend of hij plannen heeft om die foto opnieuw te nemen.

‘Hello, I’m your father’

Dat Bradley Wiggins naar Gent terugkeert, heeft minder te maken met een tournee en een afscheid – dat er misschien niet eens komt, heeft hij laten verstaan in Londen – dan met zijn pa. ‘Terug naar Gent’ is een laat eerbetoon aan Gary Wiggins, de man die hem ongewild met het wielervirus had besmet en dan verlaten voor Miss Dortmund, met wie hij samen in Essen een café zou beginnen tot hij zelf te veel van de drankvoorraad verzette en door Miss Dortmund op de keien werd gezet.

Het zou ook de vereffening kunnen zijn van een onverwerkt trauma. Toen hem in januari 2008 de melding bereikte dat zijn vader in duistere omstandigheden in Newcastle aan de Australische oostkust was overleden, koos hij voor zijn voorbereiding op de Spelen van Sydney en vloog niet naar down-under voor de begrafenis.

In zijn boek schrijft hij: “Op weg naar de luchthaven bedacht ik mij en maakte rechtsomkeer. Ik verloor mijzelf daarna in de training voor het WK op de baan, zeven weken later.” Bradley won daar drie keer goud: de individuele en teamachtervolging en de ploegkoers samen met Mark Cavendish, met wie hij morgen ook in Gent rijdt. In Peking, later dat jaar, zou hij twee keer olympisch goud winnen en zette het daarna op een zuipen, waardoor de ploegkoers – toen nog een olympisch nummer – helemaal de mist inging.

Bradley erfde dus niet alleen het koers-DNA van zijn pa toen hij op 28 april 1980 in Gent werd geboren. Zijn vader was een Australisch zesdaagserenner annex kermiscoureur die wanhopig probeerde een bestaan op het vasteland bij elkaar te fietsen. Zijn moeder was een mooie, jonge Engelse die tijdens zijn verblijf in Londen voor die knappe, lange Australiër met zijn grote mond was gevallen. Toen twee jaar later Linda en haar zoontje bij haar ouders op bezoek gingen voor Kerstmis, terwijl Gary rondtoerde in het toen nog lucratieve en uitgebreide wielerbaancircuit, kwam een telefoontje uit Gent: “Don’t come back. Blijf maar in Londen. Ik heb een nieuw lief.”

Nog één keer zou de kleuter Bradley zijn pa zien: samen naar de London Zoo. Daarna niks. In 1997, meer dan veertien jaar later en in volle voorbereiding op de Spelen van Sydney, ging de telefoon in Londen: “Hello I’m Gary Wiggins, I’m your father.” Gevolgd door een hele parlée, en excuses, en beloftes.

Het telefoontje deed meer met Bradley dan hij wilde toegeven en een jaar later belde hij Gary zelf op, in extase na zijn wereldtitel
bij de juniores. Nog een jaar later, in januari 1999, toen Bradley met de Britse ploeg op stage was in Melbourne, bracht Gary in een pizzeria zijn drie kinderen van drie vrouwen samen: Shannon, een ongewild kind uit een tienerrelatie, Bradley, van de Engelse Linda, en Madison, zijn laatste dochter bij zijn derde vrouw Fiona die hem tijdelijk op het rechte pad hield. Madison, jawel, genoemd naar de Engelse benaming voor ploegkoers, merkte Bradley op. Er groeide zowaar wat affectie, maar toen Bradley zijn vader terugzag in november, merkte hij dat de oude demonen terug waren.

Collega’s uit die tijd weigeren Gary Wiggins te veroordelen. “Gary was een goeie kerel. Hij kwam mij en mijn broer van de luchthaven in Engeland halen en zorgde voor ons tot we zelf onze weg vonden. Ik heb mijn vrouw toen leren kennen door Gary.” In een zoektocht naar generatiegenoten van de pistier Gary Wiggins vonden we in Tasmanië een oud-collega, Tom Sawyer, via een andere oud-collega en landgenoot. Dat was de bij ons bekende Allan Peiper en die was kort van stof. “Toen ik Gary leerde kennen in Gent was ik bang van hem. A wild man. Tom kent hem beter.”

 

Sawyer leerde Gary kennen als jonge prof en zag hem veel later nog terug in St Kilda bij Melbourne en zelfs in Tasmanië, waar hij volgens Bradley in zijn boek naartoe was gevlucht na weer eens een caféruzie die slecht was afgelopen. “Gary en ik reden vaak samen en dat ging goed, tot hij merkte dat ik het begon te maken als prof. Er waren maar zoveel plaatsen op het circuit voor aussies en ik was beter. Hij had nog steeds die brandende ambitie, maar trainen was er te veel aan. Bradleys verhaaltje dat pa in zijn luiers de amfetamines verstopte voor de douanes klopt jammer genoeg.”

Zijn ex Linda herinnert zich nog de stoet would-becoureurs die op alle mogelijke uren bij hen aanklopten en aan wie hij pillen verkocht. Zijn bijnaam was inmiddels ‘Doc’. “Je zag zo dat het fout zou aflopen,” zegt Sawyer. “Er waren zesdaagsen dat hij meer in zijn
cabine bleef zitten dan op de baan reed. Ooit heeft hij mij van mijn fiets willen trekken omdat ik te hard mijn best deed, terwijl hij mijn koppelmaat was. De pot belge (een in België populaire dopingcocktail, HVDW) was zijn grote vriend, en hij begon ook steeds meer

te drinken en altijd ruzie te zoeken. Reed je met hem mee en je vergat de benzine terug te betalen, dan had je slaande ruzie. Later in Australië zijn we elkaar nog tegengekomen, maar toen was hij nog verder weggezonken. Jammer, want diep vanbinnen was hij oké.”

Andere tijdgenoten van hem hadden niet door hoe erg het met Gary was gesteld. Frank Hoste reed vaak als renner van Marc Zeepcentrale samen met hem naar de kermiskoersen. Hoste, die anders geen blad voor de mond neemt, herinnert zich alleen dat Gary veel ontzag had voor hemzelf en daarom misschien rustig bleef. “Ik was de kopman en ik stond een trapje hoger. Goeie gast, Gary, met een hoge beensnelheid vanuit het zadel, zo’n typisch Australische tred.”

‘Ik was beter, zoon’

Net nadat hijzelf was gestopt met koersen werd Patrick Lefevere Gary’s eerste sportdirecteur bij Marc Zeepcentrale. “Gary was een brave mens, vond ik. Hij deed zijn best. Marc betaalde hem om in de winter op de piste te koersen en in de zomer parttime voor hem te werken. Nadat de ploeg was gestopt, heeft hij hem nog twee jaar privé gesponsord. Van die amfetamines heb ik niks gemerkt, maar het verwondert mij niet. Een hele generatie is daar gek van geworden. Ik weet dat Marc hem betaalde met voorschotjes op zijn salaris want hij had niks. Toen hij toch een beetje had verdiend, had hij zoals veel van onze collega’s dat geld belegd bij Parisis (een bekende beleggingsbank in Gent die plots failliet ging, HVDW). Op een dag waarschuwde hij de andere renners dat het fout zou aflopen. Onbegrijpelijk dat uitgerekend hij dat wist, maar hij kreeg gelijk en gelukkig voor hem had hij zijn geld weggehaald.”

De langste periode dat vader en zoon samen met elkaar zouden doorbrengen, was in november 1999 in Gent, toen Bradley er zijn eerste zesdaagse als een prof reed, samen met de Brit Rob Hayles. Gary leek de weg onherroepelijk kwijt en Bradley geneerde zich voor zijn vader maar deed alles om hem te plezieren.

Zes dagen lang zoop Gary zich het lazarus op het middenplein in Gent en verzamelde al zijn oude vrienden en collega’s rond hem. Hij sprak een aardig mondje Nederlands en het weerzien werd rijkelijk overgoten met bier. “Gesubsidieerd door mij natuurlijk”, aldus zijn zoon die overdag zijn vader volgde door Gent op zoek naar vervlogen herinneringen.

Eddy Verbust, notoir wielerverzamelaar en oude bekende van alle baanwielrenners die ooit in een zesdaagse reden, hield hij ook staande. “Eddy, ik had één trouwe supporter, Marcel, en ik zou die willen ontmoeten”, zei Gary. “Ik weet waar die woont”, antwoordde Eddy Verbust, en samen trokken ze naar Marcel.

Verbust: “Gary woonde boven de apotheker op de hoek aan de Wondelgembrug en aan het brughuisje hebben we toen afgesproken. Gary had Bradley meegenomen en die had niets aan die ontmoeting, want die verliep in het Nederlands en Gents. Maar hij was toch mee met zijn pa. Ik denk uit respect.”

Elke avond tijdens de zesdaagse diste Gary grote verhalen op aan de toog die toen nog in het midden stond. Terwijl gaf hij af op zijn zoon die elfde en laatste zou eindigen na 35 ronden. Zoonlief moest het telkens weer aanhoren: dat hij wel had gewonnen (maar nooit in Gent), dat hij Europees kampioen ploegkoers was geworden (toen het officieuze WK), dat de vader beter was dan de zoon, kortom. De zoon knikte, zijn tijd zou nog komen.

Drie maanden later spraken ze weer af, weer in Melbourne. Gary was er nog erger aan toe en zijn derde huwelijk met Fiona was inmiddels op de klippen gelopen. Het was de laatste keer dat ze elkaar zouden zien. Drie jaar later belde hij nog eens om Bradley te feliciteren voor zijn eerste wereldtitel individuele achtervolging. Dat was de laatste keer dat ze zouden spreken. De laatste keer dat hij zijn vader hoorde, was na zijn eerste olympische titel in 2004. Hij stond op zijn antwoordapparaat. Bradley Wiggins won in Athene goud, zilver en brons en was op slag de meest succesvolle Britse sporter.

‘Mijn vader was trots’

Nog eens drieënhalf jaar later kwam de rampzalige telefoon: je vader ligt in de kliniek en is kritiek. Dat was een flink understatement. Gary was dood, in duistere omstandigheden aan zijn einde gekomen. Zijn oudere zus Glenda zoekt sinds 25 januari 2008 naar opheldering, maar de politie heeft de zaak afgesloten.

Twee mannen zouden Gary hebben toegetakeld in een appartement en daarna voor dood op straat hebben achtergelaten. Toen hij daar werd gevonden en niet overreden zoals ze hoopten, hebben ze hem nog eens in elkaar geslagen en aan de rand van het kerkhof achtergelaten. Wat erachter zat – een ordinaire dronkemans- of verslaafdenruzie of meer – dat wil Glenda weten. Ze begon een petitie op change.org. Inmiddels hebben 220 mensen die petitie getekend. Ze heeft 120.000 handtekeningen nodig om de zaak te heropenen.

Glenda is aunt Glenda in het boek van Bradley. Zij heeft na zijn dood de flat van haar broer uitgemest, zoals ze zelf beschrijft. “Het was één varkensstal, behalve het schap met daarop de ingelijste foto’s van zijn drie kinderen en daarnaast een keurig chronologisch gerangschikt stapeltje met krantenartikels: de exploten van zijn zoon.” Wat Bradley in een onbewaakt moment verleidde tot een ontboezeming: “Mijn vader was toch trots op mij. Kijk eens aan.”

 

De zoon zegt het niet met zoveel woorden, maar hij is ook trots op Gary. Dat blijkt uit zijn geschriften, zijn quotes. Trots op Gary de renner vooral. “Hij was een oneindig veel betere renner dan een vader.” Het zijn de twee, vader en renner, die hij deze week komt eren in wat ooit hun beider hometown was, the beautiful historical Ghent, zegt Sir Bradley Wiggins.

Hij komt er niet alleen om te rijden. Verzamelaar Eddy Verbust, die hem in 1999 opnieuw met zijn supporter Marcel in contact bracht, is in blijde verwachting na een telefoontje eerder dit jaar. “Of Bradley die dingen van zijn vader kon kopen? Neen, heb ik gezegd, wat ik heb gekregen kan hij gratis krijgen, maar hij moet ze zelf komen halen.” En zo zal de onnavolgbare Eddy Verbust op een vrije middag tijdens de zesdaagse in zijn huis annex museum bezoek ontvangen van de ook al onnavolgbare Bradley, die de memorabilia van zijn nog meer onnavolgbare vader komt ophalen.

Straks zullen onder meer de groene koerstrui, gesponsord door danstent Tartuff, en de artikels over de kermiskoersoverwinning van zijn pa in Eeklo tegen Lucien Van Impe een mooie plaats krijgen in zijn huis in Lancashire, misschien zelfs naast zijn eigen vijf gouden olympische medailles. En om de cirkel helemaal rond te maken, kan Bradley misschien nog eens winnen in Gent, zoals in 2003 aan de zijde van Matthew Gilmore. De traditie wil dat de Gentse Zesdaagse op de laatste dag wordt beslist. Dat is op zondag 20 november, de dag waarop Gary 64 zou zijn geworden.