Loper met helende handen
Een Belg van 27 die niet in de eeuwige ranglijst staat, probeert zondag onder de 2u10 te lopen in Rotterdam. Koen Naert is een man met een groot hart, letterlijk en figuurlijk, die nooit klaagt. Niet over geld en niet over kansen.
Tijdens de nakeuvel als het bandje af staat, vraag ik Koen Naert of hij niet overweegt om eens gek te doen en bijvoorbeeld in Kenia te gaan trainen. Dat moet hij toch ooit hebben gezien: Eldoret, Iten en zeker Kamarini Stadium, het hooggelegen walhalla van de Kalenjin-lopers (m en v). Hij is meteen mee in het verhaal. “Mijn vrouw zou dat wel zien zitten. Die heeft iets met ontwikkelingshulp en zou daar haar hart kunnen ophalen. Ikzelf weet het nog niet. Mijn maag speelt nogal snel op als ik niet het juiste eten krijg. Maar misschien moeten we dat toch eens proberen.”
Kenia is even tevoren ook aan bod gekomen toen hij voor het eerst en het laatst in zijn betoog aan de zijde van de klager ging staan. “Al die lopers die 2u04 hebben staan als persoonlijk record, maar in de wedstrijden komen ze er vandaag niet meer aan te pas. Heb je die documentaire destijds gezien op ARD? Verschrikkelijk, een hele wachtzaal vol met lopers die wachtten op hun behandeling met epo. Vandaag lopen alleen een paar echte toppers als Eliud Kipchoge nog 2u04 of lager. Met mijn 2u10:31 was ik zevende in Berlijn.”
Met die 2u10:31 verzekerde hij zich van een olympisch ticket voor Rio en dook hij in zijn tweede marathon ooit de Belgische top tien aller tijden binnen. Hij eindigde op zijn eerste Olympische Spelen als eerste Belg op een respectabele 22ste plaats, waardoor hij ook al zeker is van een startbewijs op het WK deze zomer in Londen. Van Rio zelf kreeg hij niks mee. “Ik liep in het laatste weekend en ben pas heel laat vanuit Uberlandia (uitvalsbasis van de Belgische olympiërs in Brazilië, HVDW) ingevlogen. Heel even heb ik overwogen om snel eens rond te kijken in Rio, maar de ratio overheerste: ik lag op mijn bed, liep een beetje maar niet te veel en at.”
Vallen en struikelen
Als Naert zondag in Rotterdam met meer dan drie seconden onder de 2u10 duikt, wat redelijkerwijs moet lukken, wordt hij de tweede Belg op de eeuwige ranglijst. “Ik ben conditioneel nooit beter geweest. Nu nog een beetje geluk de dag van de marathon.” Misschien dat de Vlaamse Atletiekliga (VAL) het dan wel de moeite vindt de all-time ranglijsten van Belgische marathonlopers aan te passen en hem op te nemen. Voorlopig zijn zijn naam en zijn tijd van Berlijn nergens te bespeuren. Dat Koen Naert niet bestaat voor de VAL, is dat slechte wil omdat hij als lid van Excelsior Brussel op de (Franstalige) payroll van Adeps staat? Zo denkt Naert niet. “Dat zal wel een vergetelheid zijn. Ik zat ooit in de elitewerking van Atletiek Vlaanderen, toen dat stopte. Bij Sport Vlaanderen (toen Bloso, HVDW) kon ik niet terecht, maar wel bij Adeps.”
Armand Parmentier liep 35 jaar geleden al eens 2u09:57 en uiteraard was er halfweg de jaren 90 het fenomeen Vincent Rousseau, die in 1993 zijn eerste marathon uitliep in Rotterdam, al was dat een vergissing. Rousseau was namelijk gevraagd als haas, maar het liep zo lekker dat hij doorging en als vijfde finishte.
Naert: “Rousseau zien wij niet meer bij de wedstrijden. Ik heb begrepen dat hij gedegouteerd is van het Mourhit-tijdperk, toen hij zijn records op de 5 en 10 kilometer is kwijtgespeeld. Daar valt wat over te zeggen. Hij hoeft ook niet te vrezen dat ik hem zal voorbijlopen. Zijn 2u07:19 van Berlijn 1995 is van een andere orde.
“Ik hoop op mooi weer zondag, niet te warm en vooral niet te veel wind. Er is een groep Nederlanders die gaat voor een tijd onder de 2u10 en daar zal ik mij bij aansluiten. Wel jammer dat zij allemaal iemand hebben gekregen van de organisatie die hun drank aanreikt. Ik had dat ook gevraagd maar dat kon niet worden geregeld. Ik zal mijn drank dus van de tafel moeten halen. Hopelijk staat die op de juiste plek.”
Geen overbodige luxe gezien eerdere ervaringen. In Hamburg bij zijn eerste marathon liet hij zijn fles met zijn suikergel vallen. “Ik was al dertig meter verder, maar toen bedacht ik mij en ben teruggelopen. Toen ik de fles wilde oprapen, ben ik ook nog eens uitgegleden. Ik dacht: Naert toch, jongen. In paniek heb ik dat gat op de groep in één kilometer dichtgelopen, wat je dan bekoopt op het einde.
“In Berlijn ben ik ook teruggelopen. Ik vond mijn fles niet. Ze stond op de juiste tafel, maar op de foute plek. Ik ben van tafel drie naar vier gelopen en dan terug. Was ik de groep weer kwijt! Maar toen heb ik het gat rustig in vier kilometer dichtgelopen. Je leert zo wel bij.”
Koen Naert woont in Oostkamp, bij zijn vrouw en kind. Zijn hart ligt bij het lopen maar evengoed bij een andere roeping, waar hij over afzienbare tijd naar terugkeert. Niet omdat hij daartoe wordt verplicht, maar omdat het hem meer mens maakt. “Er ontbreekt iets in mijn leven als ik mijn werk als verpleger niet kan doen. Ik weet dat het hard zal zijn, maar ik kan vier vijfde werken, mijn vakantie opnemen voor lange stages en voorbereidingen en op rustdagen dubbele shifts draaien. Dat deed ik ook tien ik in Berlijn mijn record liep.
“Ik heb industriële wetenschappen gestudeerd, maar elektronica, mechanica of wiskunde interesseerde mij niet. De ouders van mijn vrouw Elise waren verplegers en dat leek mij wel wat. Ik ben zonder voorkennis aan die studies begonnen en dat beviel mij meteen. In het derde jaar had ik goede punten en mocht ik een speciale afdeling kiezen. Voor mij werd dat het brandwondencentrum in Neder- Over-Heembeek en ik ben daar uiteindelijk ook gaan werken. Het is misschien een roeping, zo zie ik dat.”
22 maart 2016
Op 22 maart vorig jaar was hij onderweg naar zijn kinesist in Leuven toen hij op de radio van de aanslagen in Zaventem en Maalbeek hoorde. Hij had dan wel verlof zonder wedde, maar belde zijn collega op en vroeg een badge klaar te leggen. Kom maar helpen, had die gezegd, je hebt de kennis en die kunnen we gebruiken.
“Ik heb op mijn werk al ergere brandwonden gezien dan die van de mensen uit Zaventem of Maalbeek, maar dit heeft mij veel meer geraakt. Vroeger ging ik lopen als ik van mijn werk kwam en waaide alles wat ik had gezien zo weg langs het kanaal Brugge-Gent. Vorig jaar met de aanslagen lukte dat niet. De kranten stonden er vol van, en die verhalen bleven maar terugkomen.
“Herinner je je nog de cover van de krant een dag later? Daar stond een mama op die met haar kindje wegliep van het metrostation, allebei toegetakeld. Mama en kindje hebben ze bij ons binnengebracht, maar met twee verschillende ambulances, dus die waren elkaar kwijt. Ik heb samen met een collega die moeder bij dat kind gebracht. Het lag te slapen in een andere kamer. Die moeder die de kamer binnengaat, haar kind ziet, dat kind dat wakker wordt en zijn moeder ziet; die emotie, dat doet wat met een mens.”