Portret Tom Boonen (het laatste) in De Morgen van zat 8 april 2017

De renner die religie werd

Hij ging vreemd, snoof cocaïne, zat dronken achter het stuur, ontdook belastingen, won de laatste vijf jaar geen koers van belang meer en toch werd hij de Vlaamse chouchou op twee wielen. Een bericht uit Tomboonistan.

Geef toe, het is me een rijtje. Dat hij geen belangrijke koers meer won, tot daar aan toe, maar al het andere daar bovenop: vreemdgaan, drugs gebruiken, dronken rijden, een reuzeboete van de fiscus: BV’s vallen voor minder uit de gratie.

Niet Tom Boonen, die op 15 oktober 1980 ter wereld is gekomen in een onzichtbare oliejekker. Sinds de dag dat hij als 14-jarige in een afgekeurd autowrak dwars door de moestuin van een politieagent naar huis reed – voor de ogen van de brave man – glijdt alles af van Tommeke.

Hij is de postmoderne kruising van de Witte van Zichem en Tijl Uilenspiegel: kattenkwaad en erger wordt hem vergeven. Absoluties horen bij het katholieke Vlaanderen, maar dat uitgerekend die zondaar tussen al zijn misstappen door ook nog eens succesvol als marketingtool kon worden uitgespeeld? Ongezien. Tom Boonen stond al die tijd en staat ook vandaag nog prominent op de reclame- uitingen van zijn teamsponsors. Neem nu Quick-Step, de laminaatfabrikant: ‘Always ahead of the pack, from the classics to design’, luidt de tekst bij een foto van een halve Boonen-de-renner en een halve Boonen-in-maatpak.

Goed gevonden en dat geldt ook voor het initiatief van het Quick-Step-personeel om voor de voorbije Ronde van Vlaanderen een reuzetifo te maken uit laminaat met daarop zijn portret. “Behalve een icoon voor de ploeg is Tom Boonen ook uitgegroeid tot een symbool van ons bedrijf”, zei Bernard Thiers, de CEO van moederbedrijf Unilin in deze krant. “Een sterke persoonlijkheid en een rasechte winnaar, maar met de nodige krasjes die hem zo menselijk maken.”

Krasjes? Zeg maar deuken en af en toe liep er zelfs een wiel af.

De passe-partout Tom Boonen ís niet te vatten, behalve dan door wie ooit met Tom Boonen in aanraking is gekomen. Neem nu ondergetekende, begin 2009 boodschapper met minder goed nieuws, maar daarover verder meer. Of vervelende vragensteller bij de Vuelta in 2014 na een bloedhete etappe in Granada. Het is niet dat een renner je daarna nog graag ziet komen.

En toch, begin dit jaar, ging het zo bij het ontbijtbuffet in Hotel Sol y Mar in Calpe. Hij begon het gesprek met een warme “Hé, oewiest?” Waarop de standaardrepliek: “Goed, en met u? Laatste maanden? Veel gedoe zeker? Al plannen voor daarna?” Waarop een brede lach volgde: “Jaja, ik ga voor de tweede keer in mijn leven van mijn hobby mijn beroep maken. Ik ga iets met auto’s doen. Is dat geen goed plan of waa?” En weg was hij, koolhydraten laden voor een doorgedreven training, want ook dat is Boonen: tot op het laatst neemt hij zijn vak serieus.

Enkele weken geleden, daags voor Gent-Wevelgem in het D-Hotel in Marke, zelfde scenario maar in de lobby. Zijn witte fiets met gouden letters was daar klaargezet. Oogcontact werd vermeden, maar wat als de atleet zelf contact zoekt? Tom Boonen steekt zijn hand op, lacht zijn tanden bloot en vraagt “Alles oké?” Je knikt, zwaait terug en je wilt vooral niet dat hij te veel stappen zet, maar hij steekt de gang over en komt zelf goeiedag zeggen. De handdruk, het oogcontact, de knipoog, de hallo: alles is welgemeend aan Tom ‘what you see is what you get’ Boonen.

‘Geld is ook maar geld’

“Zou er iémand zijn die Tom Boonen haat? Ik denk het niet.” Dat zegt een oude getrouwe in het kader van de ploeg van Patrick Lefevere en voegt eraan toe: “Ik denk niet dat er nog een andere renner in het peloton rondrijdt die geen vijanden heeft.”

Er is een mooie sequentie in het vijfdelige Alles voor de koers dat Woestijnvis maakte voor Eén en dat in 2016 de ploeg van Boonen volgde. Als het nieuws bekend wordt dat hij nog vier extra maanden bij de ploeg zal blijven, zingt Niki Terpstra: ‘En we zingen van hoempa hoempa Tommeke Boonen.’ Boonen laat het zich welgevallen en zet zelfs een belachelijk tricolore hoedje op. Het zoveelste bewijs van zijn onaantastbare status in de ploeg: Boonen is de maat der dingen, alvast tot morgen, en wellicht ook daarna.

Is er dan nooit iemand boos op Boonen? Lore Van de Weyer, zijn partner en moeder van hun tweeling, zal ooit wel boos zijn geweest als hij het weer eens had uitgehangen. Maar professioneel? Het schijnt dat in een heel ver verleden Johan Bruyneel en Lance Armstrong heel even pissed zijn geweest, toen hij hun US Postal in 2003 verruilde voor Quick-Step/Davitamon.

Veertien jaar en goed vier maanden later zwaait hij daar af, nog een bewijs voor zijn trouw en zijn authenticiteit. Getuige daarvan wat hij aan zijn ploegleider en toeverlaat Wilfried Peeters had gestuurd, toen hij had gekozen om te blijven. Tom Boonen sms’te: ‘Is de enige juiste manier om af te sluiten. Bij de mensen aan wie ik alles te danken heb. Geld is ook maar geld.’

Heeft iemand zijn huis gezien in Mol in het tv-portret dat Koen Wauters van hem maakt voor VTM? Dat huis, oké, maar die tuin – zeg maar park – hallo zeg. ‘Geld is ook maar geld’ lijkt dan een gratuite opmerking, maar weeral niet bij Boonen. Die meent dat.

Toen de fiscus hem op de vingers tikte omdat hij zogezegd in Monaco resideerde, daar geen belastingen betaalde en eigenlijk in België woonde, en ook nog eens pakte op een Ierland-Luxemburgroute die diende om belastingen op portretrechten te ontwijken, resulteerde dat in een dading van om en nabij de 3 miljoen euro. “Het is niet dat Tom dat graag zal hebben betaald, maar wij hebben hem in de ploeg er nooit ook maar één keer over horen zeuren.”

 

De som zou velen in een acute depressie hebben gestort, maar Boonen verloor nooit zijn glimlach. “Ik verlies niet graag, maar ik kijk altijd vooruit. Morgen kun je weer winnen.”

Dat zei hij ook na de vorig jaar zo jammerlijk verloren sprint tegen Mathew Hayman in Roubaix. Dat was geen pose.

‘Tom mocht blijven’

Rudyard Kipling zal hij wel nooit hebben gelezen, laat staan het gedicht ‘If’. De belangrijkste zin hangt op Wimbledon en vrij vertaald luidt die: ‘Zolang je triomf en rampspoed op dezelfde manier tegemoet treedt’ (is er niks aan de hand). Het zou het levensmotto van Tom Boonen kunnen zijn. Wat die in 2007, 2008 en 2009 heeft meegemaakt, kraakt elke topatleet. Hij hing heel even uit zijn hengsels en won wel Parijs-Roubaix editie 2008 tussen alle coke- en xtc-histories, de Sofie-verhalen (hij had toen iets met een 16-jarig meisje), crashes met snelle auto’s en dronken rijden.

Is Boonen de weg kwijt, dan is hij op z’n best, zo lijkt het wel. Ondergetekende was eind 2008 nog maar eens een positieve plas op cocaïne en xtc op het spoor gekomen. Out of competition, dus niet strafbaar, maar hoogst vervelend voor de pr van de atleet die enkele maanden eerder al eens op hetzelfde was betrapt. Het was wachten tot ook die tweede positieve plas uitlekte, met spektakel tot gevolg.

De Morgen stelde voor om spektakel te vermijden en de onthulling te kaderen in een diepte-interview. Boonen stemde toe. Het gesprek vond plaats in hotel Diamante Beach in het Spaanse Calpe in januari 2009. Geconfronteerd met die tweede positieve plas luidde zijn antwoord: “Ik heb dat pas enkele weken geleden gehoord. Dus jij wist eerder dan ik wat er in mijne pies zat. Vind jij dat normaal?” Gevolgd door een lach.

Het werd een hard interview, no words left unspoken, een hoogtepunt voor de journalist en ook Tom Boonen was tevreden met het resultaat, net als de ploeg. De advocaten niet en alle verwijzingen naar coke gingen eruit. Vijf maanden later liep hij een tweede (aldus de berichten), maar eigenlijk derde keer tegen de coke-lamp en kon deze krant alsnog met een primeur uitpakken. Boonen gaf geen krimp, of misschien een beetje. Rond hem en de ploeg beefde de aarde.

Dokter Yvan Vanmol maakte alles vanaf de eerste rij mee. “Patrick Lefevere leek Tom te hebben opgegeven, begrijpelijk. Ik gaf geen cent meer voor hem. Maar dan heeft Frans De Cock, toen de baas van Unilin en Quick-Step, voor hem gepleit. Iedereen slaakte een zucht, Tom mocht blijven.”

Er was in die vergadering méér aan de hand dan een bedrijfsleider die door een marketingbril naar het probleem keek. Tom Boonen had met zijn authenticiteit veel harten voor altijd voor zich gewonnen en niet het minst die van de sponsors. Voorbedachten rade van een gladde jongen? Eerlijk: neen, Boonen is altijd Boonen, Tom is altijd Tom. Het werd geen vertrek langs de achterpoort, geen ‘salut en de kost’, hooguit een ‘Tommeke wat doe je nu?’, naar analogie met de oneliner die Michel Wuyts ontglipte toen Boonen in 2005 wereldkampioen werd in Madrid.

En de wielerliefhebbende goegemeente? ‘Zijn bruine bolleketten van ogen, zijn witte tanden, zijn ontwapenende glimlach: je moet stekeblind zijn om niet te zien dat Tom Boonen ne snelle gast is.’ Dat schrijft de schrijfster Ann De Craemer daartoe genood door het onvolprezen tijdschrift Bahamontes in hun recente Boonen-nummer. Ze heeft het goed te pakken, onze schrijfster, in dat stuk getiteld ‘De dromen maken de man (sexy)’, waarin ze aan het eind zelfs vraagt of ze bij zijn laatste douche in Roubaix over het muurtje mag komen gluren. En dat allemaal door een oude foto uit 2005 die u gezien moet hebben om te geloven dat hij bestaat. Vandaar dat we hem hierbij afdrukken.

Tom Boonen is dan nog geen wereldkampioen en is door de fotograaf gevraagd om in een bad met bonen te gaan zitten. Hij dacht aan gewone witte bonen en niet aan tientallen blikken bonen in tomatensaus die in een bad zouden worden gegoten, herinnert de fotograaf zich. “Hij schrok, maar zag er de gein wel van in en ging gewoon zitten.”

En inderdaad, kijk naar dat gezicht: de lichte beharing, de volle rode lippen en de ogen die niet weten of ze guitigheid dan wel melancholie moeten uitstralen. Een knappe gast, ongetwijfeld. Een knappe gast die niet naast zijn schoenen zou gaan lopen. Een knappe gast die veel deuken zou oplopen, maar in alle omstandigheden overeind klauterde. Het was in 2005 – dat gezegende jaar van winst in E3 Harelbeke, Ronde van Vlaanderen, Parijs-Roubaix, Ronde van België, wereldkampioenschap en van bonen in tomatensaus in een bad in Oostende – dat Tom Boonen Vlaanderens chouchou werd.

Tom en de Tour: haat-liefde

Die status was zijn voorganger Johan Museeuw nooit te beurt gevallen. Te West-Vlaams, te lomp met de pers, te humeurig, te oneerlijk bij zijn eigen dopingaffaire (Boonen werd technisch gezien nooit op doping betrapt en sloeg ook meteen mea culpa), te veel dingen fout gedaan, maar Museeuw was wel een iets betere, completere wielrenner met meer overwinningen in grote wedstrijden in andere landen dan België. Greg Van Avermaet maakt ook die fout als hij Boonen tot de beste Belgische renner van de voorbije twintig jaar promoveert. Hij is niet de beste, wel de sympathiekste en meest charismatische.

Tom Boonen vervelde al te vaak tot een Peter Van Petegem XL: het vet was snel van de soep na het Vlaamse voorjaar. Bovendien is er nog iets aan Boonen: hij viel opvallend veel, weze het in de Tour, in het Midden-Oosten of in Vlaanderen, hij viel meer dan de andere toppers en dat terwijl hij bekendstond als een van de zuiverste, handigste renners van het peloton. Echt een mysterie.

De Tour, toch dé wedstrijd aller wielerwedstrijden, reed hij maar twee keer uit op zes starts. Hij won zes etappes en hield één keer de groene trui. Het was haat-liefde met de Ronde van Frankrijk: “Een grote ronde, dat is drie weken mottig zijn. Je staat op en je voelt je mottig. Je gaat eten, je voelt je nog mottiger. Je gaat koersen, je bent nog mottiger. Je probeert daar wat bij te steken, nog mottiger. Tegen dat je aan de finish bent, ben je een beetje op je positieven. Dan moet je terug beginnen eten, weer mottig. Dan volgt het avondeten, moet je nog eens eten. Weer mottig en dan ga je mottig slapen. Als je geluk hebt, krijg je geen diarree. Dat is de Tour.”

 

Tot spijt van wie het benijdt, maar een wereldster word je in het wielrennen als je in de grote rondes uitblinkt. Tom Boonen startte in veertien grote rondes en gaf twaalf keer op. Geen wonder dat ondanks zijn 123 individuele UCI-overwinningen de Boonen-obsessie beperkt blijft tot de regio Vlaanderen. Buiten de landsgrenzen kijkt men doorgaans vreemd op van de Boonen-mania. Het is vanop afstand ook moeilijk te begrijpen dat een renner die al vijf jaar geen koers van belang meer heeft gewonnen, zo wordt verheerlijkt.

Johan Museeuw mocht van Het Laatste Nieuws een brief schrijven. Daaruit bleek hoe die is veranderd nu de meridiaan niet langer door zijn bilnaad loopt, maar overdrijven in het andere uiterste is ook nergens voor nodig. Hij cijferde zichzelf volledig weg en bij de vergelijking met andere Belgische grootheden zette hij Boonen op gelijke hoogte met Roger De Vlaeminck en Rik Van Looy. De Vlaeminck is nooit wereldkampioen geworden, dat klopt, maar hij heeft elf monumenten gewonnen, waaronder ook Luik-Bastenaken- Luik, de Ronde van Lombardije en Milaan-San Remo. Zelfs met een vijfde kassei morgen in zijn laatste wedstrijd, komt Boonen niet eens in de buurt van De Vlaeminck. Rik Van Looy en Tom Boonen in één zin is helemaal blasfemie: Van Looy is de enige renner die alle grote klassiekers minstens één keer won en werd twee keer wereldkampioen.

Het laatste woord over Tom Boonen en de mania die zijn naam draagt, is voor de Nederlandse collega Thijs Zonneveld, van wie het erg goed gevonden Tomboonistan in de inleiding is gepikt. Dat was de titel van een column waaruit volgende passage die dit laatste Boonen-portret perfect samenvat. ‘Laten we wel wezen. Tom Boonen is in Vlaanderen niet God. En ook niet Allah, de paus, de premier, Gert (van Samson) of Romelu Lukaku. Hij is veel groter dan al die figuren samen. En ieder voorjaar wordt hij nog groter. Tom Boonen is geen wielrenner meer. Hij is een religie.’

Amen. Boonen.