Zwakke kampioen
It ain’t over till the fat lady sings. Soms wordt die vaak gebruikte zin in de sportverslaggeving toegewezen aan een commentaar bij de Walkure van Wagner als een vogel ten tonele verschijnt, ook maar iets wat ik heb van horen zeggen. Bepaald uniek is de theorie dat Al Capone ooit tegen zijn lijfwachten zei dat ze moesten blijven zitten. Pas als de dikke madam zou beginnen zingen, dan was het bijna gedaan.
In de sport zou de uitdrukking voor het eerst zijn gebruikt meer dan veertig jaar geleden door ene Dan Cook, commentator voor de lokale tv in San Antonio bij het basketbal. Hij waarschuwde bij een voorsprong de Spurs voor voorbarig optimisme. De wedstrijd moest helemaal voorbij zijn. Hij kreeg gelijk: de Spurs verloren alsnog en hun illustere coach Dick Motta nam de zin over. En zo geraakte een waarheid als een koe in de sport aan het befaamde zinnetje: een wedstrijduitslag is pas zeker als de wedstrijd is afgelopen – in tijd of in score – en een competitie is voorbij als de achterstand mathematisch niet meer in te halen is.
Tot donderdagavond zo rond een uur of halfnegen was de kampioen bekend en ging het in Play-off 1 alleen nog over wie tweede zou worden en wie derde en vierde en ook een beetje wie met een kater in het gekkenhuis zou achterblijven. Elke vraag of Anderlecht nog kon worden ingehaald werd door de FC Analisten weggelachen. On-mo-ge-lijk. Zo hebben we het graag: geen politici die rond de pot draaien, maar sportmannen met ballen die zeggen waar het op staat.
Donderdagavond rond een uur of halfelf luidde het anders: de kampioen is nog niet bekend. Het ligt wijd open, sprak Aad de Mos stellig. Zo hebben we het graag: niet rond de pot draaien, gewoon zeggen waar het op staat. Die analisten toch: bijna allemaal kleine Trumpjes, die van overdrijven hun verkoopargument hebben gemaakt, maar vooral hun huik naar de wind hangen in een poging air time te verzamelen. Bijna allemaal, want een Gert Verheyen bijvoorbeeld, zul je nooit op zo’n helemaal zeker-stelling betrappen. “Dat zullen we dan wel zien”, is een veelgebruikte zin die hij vergezelt van een meewarige glimlach alsof hij wil zeggen: mij krijg je zo zot niet dat ik hier dingen ga verkondigen, die ik een week later moet herroepen.
Het grote voordeel van analisten tegenover politici, is dat ze nooit worden geconfronteerd met eerdere groteske uitspraken. Zou het niet mooi zijn om aan het eind van het seizoen al die gedurfde tussentijdse stellingen achter elkaar te zetten? Wie zou zich daar aan durven wagen? De sportjournalist? Die leeft zelf van De Overdrijving en De Ophemeling – blader maar eens terug in de tijd in de kranten en je lacht je te pletter – en voor wat die zelf niet durft te schrijven, gaat hij bij De Analist te rade. Die geeft maar wat graag van jetje, want er zijn meer analisten dan analyses. Wat goed bekt, krijgt een mooie kop en of het ook ergens op slaat, doet er niet toe.
Weet u wat de waarheid is, die zoals altijd in het midden ligt? Dat het donderdag om halfnegen nog niet helemaal voorbij was. Gezien de problemen die Anderlecht al het hele seizoen heeft om zelf het spel te maken tegen een stugge tegenstander, was de kans reëel dat Charleroi wel eens twee punten kon komen pikken uit het Astridpark. Welnu, het werden er drie. En dat donderdag de titelstrijd om halfelf evenmin weer wijd open lag.
Anderlecht heeft op Gent en Club nog steeds vijf en zes punten voorsprong met nog vijftien punten te verdienen. Club en Gent moeten nog tegen elkaar. Anderlecht moet nog naar Gent en naar Club. Dat kan allemaal wel heel erg moeilijk klinken, maar Anderlecht presteert tegen voetballende ploegen buitenshuis beter dan in eigen stadion omdat Anderlecht reactievoetbal speelt. Als Anderlecht morgen in Gent weer onderuitgaat, maar meestal winnen ze daar, dan pas zijn de kansen van de concurrentie gestegen. Wie het ook wordt, één stelling kan alvast niemand betwisten: dit seizoen krijgen we een toevallige en dus een zwakke kampioen.