Veel tactiek maar te weinig techniek
(grafieken alleen in de PDF onderin)
Volgens Anderlecht-trainer Hein Vanhaezebrouck, die zondag Club Brugge ontvangt, is onze Jupiler Pro League zowat de hellhole van het Europees voetbal. Akkoord, het is een complexe competitie, maar dan vooral voor de scheidsrechters.
“De Jupiler Pro League is de moeilijkste competitie in Europa.” Hein deed zijn uitspraak naar aanleiding van zijn blijde intrede in Anderlecht en zijn bezoek aan KV Mechelen. De Jupiler Pro League zou voor veel strijd en onvoorspelbare uitslagen staan, volgens Vanhaezebrouck. “Bij ons kan de eerste altijd verliezen van de laatste en is dat in andere landen niet altijd het geval.”
Hij vervolgde met selectieve voorbeelden uit één speeldag van de Franse en Duitse competitie. Dat de laatste kan verliezen van de eerste is inherent aan voetbal, het meest evenwichtige (en dus meest oneerlijke) spel ter wereld. De reden is simpel: hoe lager het aantal doelpunten, des te groter de rol van toeval.
Maar hoezo Belgische uitzondering? Vorig jaar verloor de gedoodverfde en alsnog latere kampioen Feyenoord een kampioenswedstrijd tegen Excelsior, dat het met tien keer minder budget moest doen en niks meer te winnen of te verliezen had.
Vorige week verloor Real Madrid bij promovendus Girona en een week eerder won Crystal Palace makkelijk van Chelsea nadat het van de hele competitie nog geen bal goed had geraakt. Doorgaans zijn dat momentopnames die nooit een hele competitie duren en in de afrekening niet meetellen. Daarom is ook de formule van de competitie uitgevonden: om toeval uit te sluiten. Naarmate een serie langer duurt, wordt toeval minder belangrijk.
Competitief evenwicht
Het aantal verschillende kampioenen is een belangrijke graadmeter voor de pariteit of het competitief evenwicht van een competitie (zie grafiek). Ondanks de play-offs die na dertig speeldagen de voorsprong halveren, scoort België gemiddeld met zes kampioenen in de laatste twintig jaar. In de realiteit zijn dat er vijf, de klassieke Belgische G5. Lierse, dat precies twintig jaar geleden kampioen werd, is die zesde maar is van geen tel meer. Vraag om landen op te sommen waar het overwicht van enkele teams groot is, dan worden naast Frankrijk ook Spanje en Duitsland vaak geciteerd. Welnu, de Ligue 1 in Frankrijk is de meest evenwichtige met acht verschillende kampioenen de laatste twintig jaar, gevolgd door Duitsland met zes kampioenenploegen.
Deze randbemerking evenwel: in sommige landen domineert de laatste vijf jaar steeds vaker één ploeg. Bayern in Duitsland en Paris Saint-Germain in Frankrijk zijn de beste voorbeelden. Engeland is met vier verschillende kampioenen in vijf jaar een uitzondering en is ongetwijfeld de meest competitieve, zwaarste en moeilijkste eerste klasse ter wereld. Uit wetenschappelijke publicaties blijkt dan weer dat in The Championship (de Engelse tweede klasse) met zijn 24 ploegen en dus alleen al 46 competitiewedstrijden, de competitie het grootst is.
De Belgische eersteklassers spelen veel wedstrijden vergeleken met andere landen (zie grafiek). Een standaardbelasting van veertig competitiewedstrijden ligt hoger dan in Engeland en het team dat het geluk of ongeluk heeft play-off II te winnen, speelt 42 wedstrijden zonder beker of Europees voetbal. Bovendien ligt het zwaartepunt van de belasting door het systeem van de play-offs aan het eind van de competitie en daarin is België uniek. Op de voorlaatste speeldag van de vorige competitie waren alle wedstrijden, op één na, nog van belang.
Typisch Belgisch
Een andere indicator voor de intensiteit van de competitie is het verschil in punten tussen de eerste en de laatste. Ook daarin is België niet opvallend evenwichtiger dan andere landen, wel integendeel. Rekening houdend met de kortere serie van dertig reguliere competitiewedstrijden (zonder play-offs, maar omgezet naar 38 wedstrijden) bedraagt het verschil tussen de laatste en de eerste over de laatste tien seizoenen gemiddeld 67 procent. Alleen in Oekraïne presteert de laatste slechter. Omgezet naar een competitie van achttien of twintig ploegen kan dat verschil alleen maar groter worden.
De tweede wint in België de laatste tien jaar 6,25 procent minder punten dan de eerste en daarmee zit België in het midden van het Europees peloton. Nog meer cijfers: in België wint 60,7 procent van de thuisteams de wedstrijd. Op de tien onderzochte landen scoren alleen de thuisteams in Turkije en Spanje (61 procent) beter. Opvallend is wel dat het verschil tussen de zestien ploegen in de Jupiler Pro League onderling gemiddeld 3,3 punten bedraagt. Van de grote voetballanden scoren alleen Engeland en Frankrijk lager met 3,2 punten. In Nederland is dat 3,5 punten.
Ook het aantal doelpunten geeft niet aan dat het er in België competitiever zou aan toegaan. Per wedstrijd worden 2,8 doelpunten gescoord, evenveel als in Nederland, Engeland en Duitsland. In Frankrijk is dat 2,6 maar in het zo verdedigende en tactische Italië werden vorig seizoen net geen drie doelpunten per wedstrijd gescoord, terwijl Spanje 2,9 haalt.
Wat typeert wél onze Jupiler Pro League? Volgens het Zwitsers onderzoeksinstituut CIES een groot aantal buitenlandse spelers. Met 59,1 procent buitenlanders in de kernen van de eersteklassers evenaart de Jupiler Pro League de Engelse Premier League, maar
de kwaliteit van die import is duidelijk verschillend. Van de 31 onderzochte landen doen alleen Turkije (65,6 procent) en Cyprus (65,3 procent) slechter.
Nog wat cijfers: slechts 9,1 procent van de spelers in de kernen is club trained, wat betekent dat ze drie jaar tussen 15 en 21 jaar in de club zijn opgeleid.
Conclusie: typerend voor het Belgisch voetbal is de grote mobiliteit van spelers en in die krabbenmand moeten de trainers hun weg vinden en elk seizoen een team tussen de lijnen brengen dat vooral niet in degradatienood komt. Het gevolg is een tactisch uitgekiend voetbal, met veel duels en niet al te hoge scores. De voorlopige uitkomst is zes: het aantal Belgische trainers dat op keien staat na drie maanden competitie.
Geen verslaggever of commentator die meer Belgische wedstrijden ziet dan Filip Joos. Hij kan de Belgische trainers wel waarderen, maar: “Wij voetballen al jaren onder een stolp, zonder op tijd en stond frisse inbreng van buitenaf zoals in andere grote landen. Trond Solied was de laatste buitenlander die iets nieuws bracht. Daarna moesten we het stellen met Ron Jans en Adrie Koster en daar schoten we weinig mee op.”
Bont allegaartje
Het resultaat is een competitie waarin elke trainer elke collega kent, en ook nog eens elke speler. Joos: “Ze weten alles van de andere, analyseren die tot op de draad en spelen daarop in. Ik zie elke week spiegelopstellingen. Doorgaans zit er meer stikstof in ons voetbal dan zuurstof.”
Stijn Vreven, speler in België en Nederland en trainer in die twee landen, kan dat alleen maar beamen. “De Belgische competitie is een beetje als de Schotse: erg fysiek, veel inzet, gespeeld door een bont allegaartje van spelers die opgeleid zijn in verschillende voetbalculturen. De trainers weten van elkaar wat ze gaan doen en verrassen nog zelden. Dat is in Nederland helemaal anders. Het ene blok staat lager dan het andere, maar doorgaans proberen ploegen er hun eigen spel te ontwikkelen.”
Ook Jacky Mathijssen is als voormalig trainer van zeven verschillende Belgische ploegen goed geplaatst om het Belgisch voetbal te typeren. “Ik wil niemand betichten van negatief voetbal, maar onze trainers slagen er doorgaans goed in om de jus uit het spel van de tegenstander te halen. Ik heb dat ook gedaan met Westerlo, dat geef ik grif toe. Niet alle clubs hebben vervolgens de spelersgroep om zelf iets te brengen, waardoor je een spel krijgt van afgesneden looplijnen en veel duels. Dat Vanhaezebrouck jaar na jaar minder kansen creëert met zijn voetbal, is daar een gevolg van.”
Ook bondscoach Roberto Martínez vindt het Belgisch voetbal niet moeilijk maar complex. “De Belgische competitie combineert de Noord-Europese discipline en fysiek met de Zuid-Europese emotie. Quite complicated, very intense.”
Van de week werd tijdens PSG-Anderlecht nog een verschil pijnlijk duidelijk. Wij mogen dan steeds meer geld betalen bij transfers, het aangekochte talent blijft derde en vierde keus. In die wedstrijd trapte Dani Alves namens PSG vanaf dertig meter een moeilijke volley haast perfect. De bal ging weliswaar een metertje naast, maar het was een demonstratie van superieure techniek, fysiek, lichaamsbeheersing en alles wat de ene voetballer beter maakt dan de andere.
Kort daarna controleerde Lukasz Teodorczyk een bal (geen volley of halfvolley) en uit de draai schoot hij op doel. De bal ging buiten over de zijlijn, niet in de buurt van de hoekschopvlag maar halfweg de aanvalshelft.
Beschamend voor een speler die vorig jaar een titel binnenhaalde? Het is niet anders. Vanhaezebrouck had gelijk toen hij stelde dat wij in België moeten leven met onze beperkingen. “Hier zit potentieel, maar geen wereldtalent zoals Neymar waartegen je niks kunt beginnen. De kleintjes doen het beter (wat aan het eind van de competitie niet wordt gestaafd door de cijfers, HVDW) omdat de groten niet zo sterk zijn.”
Vanuit het oogpunt van de trainer is werken in de Jupiler Pro League bepaald moeilijk, maar misschien zijn de tien keer minder betaalde scheidsrechters echt te beklagen. Beoordeel maar eens dat fysieke en tactische voetbal, gebracht door matig getalenteerde spelers, voor een streng publiek, met trainers die vrezen voor lijfsbehoud en een emotioneel bestuur dat toekijkt. Tot overmaat van ramp (niet altijd) geholpen door manke technologie.
Of zoals Filip Joos stelt: “In het Belgisch voetbal met al zijn rare spelsituaties is het heel moeilijk om een wedstrijd niet kapot te fluiten.” Gebrek aan talent
Als het Belgisch voetbal al moeilijk zou zijn, is dat een rechtstreeks gevolg van een gebrek aan talent. Joos: “Dat is vooral lastig voor de scheidsrechters. Waarom denk je dat Frank De Bleeckere bij ons soms in de problemen kwam maar in Europa haast perfect floot? Het spel is er verfijnder en sneller en het verschil tussen fout en geen fout is vaak levensgroot.”
Mathijssen: “Spelers die uit duel onhoudbaar wegdraaien, die hebben wij niet. Het klopt dat naarmate de kwaliteit van de spelers
daalt, het belang van het collectief toeneemt en ook het aantal fouten, wat het extra moeilijk maakt voor de scheidsrechter om te beoordelen. Maar trainers komen bij ons ook vaker onder druk te staan dan in andere landen omdat elke clubbestuurder panisch is voor die degradatiezone. De Belgische voetbaleconomie is onderaan de eerste klasse een zeer onzeker verhaal en daarom pleit ik ook voor een gesloten competitie. Het zou ons voetbal minder angstig maken.”