Het jaar waarin Eddy Merckx een ander mens werd
Als eerbetoon aan Eddy Merckx trappen de renners de Ronde van Frankrijk volgende week in Brussel af. Precies 50 jaar geleden knalde de Kannibaal voor het eerst iedereen uit het wiel in de Tour. Uit wraakzucht.
Anno 2019 zou aan het jaar van de Kannibaal een abrupt einde zijn gekomen na de lente waarin hij in drie van de vier grote monumenten iedereen op een hoop reed. Milaan-San Remo, Ronde van Vlaanderen, Luik-Bastenaken-Luik, hij won ze allemaal. In Parijs-Roubaix won hij ook, maar helaas, het was de sprint van het peloton dat twee minuten achter ene Walter Godefroot was aangekomen.
24 zou Eddy Merckx worden op 17 juni 1969 en hij zou zich, na een maandenlang durend voorjaar, volgend op een winter op de piste, wagen aan een schier onmogelijke missie: na de Giro ook de Tour rijden, toen met amper drie weken rust tussen de twee.
1 juni 1969. De Giro d’Italia arriveert in de kustplaats Savona na een overgangsetappe. Na winst in twee tijdritten, een heuvelrit in Toscane en nog een lange rit was deel één van de missie binnen. Nog geen Dolomietencol in zicht en toch had de rittenkoers na twee weken alle spankracht al verloren, zo stevig stak Eddy Merckx in het roze.
Tot hij tegen de dopinglamp loopt. De grote Belgische wielerhoop wordt op 2 juni 1969 als een dief uit kamer 11 van hotel Excelsior en de Giro verjaagd. Zijn ploeg Faema wil hem ontslaan. Merckx huilt. De Belgische pers huilt mee en spreekt van een complot. Minister Frans Van Mechelen van Nederlandse Cultuur heeft het over een Siciliaanse maffia en onder druk van het parlement interpelleert Buitenlandse Zaken de Italianen. De moeder van Merckx is er niet goed van en begint op slag te roken.
Het is het begin van een memorabele zomer van een memorabel jaar, dat van de Kannibaal.
Merck, zonder x
Het mysterie van Savona… Merckx houdt vol dat iemand hem heeft geflikt en Reactivan (een amfetamine of stimulant) in zijn drinkbus heeft gekieperd. Detail, maar wel leuk: Reactivan wordt geproduceerd door het bedrijf Merck, zonder x. Later zou Merckx ook nog eens worden betrapt op pemoline, ook een amfetamine. Nog een leuk detail: pemoline was het onderwerp van het eindwerk van de broer van Eddy Merckx toen die afstudeerde als apotheker.
Met wat tegenwoordig bekend is over het dopinggebruik in dat tijdperk – er werd toen volop geëxperimenteerd met amfetamines, cortisones en anabole steroïden – slaat de verdediging van Merckx bleekjes uit.
Voor zijn hagiografen blijft het argument ‘doping bij een rit van niemendal, dat klopt niet’ de ultieme vrijgeleide. Jan Wauters van de BRT-radio was een van de journalisten die hem na dat voorval op de ochtend van 2 juni kon spreken. Tegen hem zei hij iets meer: “Allee, doping, toch niet voor zo’n etappe? Was het nu nog na een tijdrit geweest.”
Interessant. Eddy Merckx is bij een controle op 1 juni betrapt, op 31 mei was het rustdag, maar op 30 mei stond een tijdrit van 50 kilometer op het programma, door Merckx met overmacht gewonnen. Amfetamines zijn vandaag vier dagen opspoorbaar, een beetje verstoorde waterhuishouding of een lage zuurtegraad van de urine had in 1969 ook volstaan om twee dagen na de tijdrit positief te plassen.
Voor de meegereisde wielervolgers was doping, en nog meer de dopingcontrole, een vervelende bijkomstigheid, soms zelfs pretbederver. Ach, er was geen discussie mogelijk: het moest een complot zijn. En als het geen complot was, dan trok die gaschromatografie op niks, of was dat rijdend labo maar niks en de procedurefouten waren ook al niet te tellen.
Journalisten werden controleurs bij een inderhaast opgezet experiment. In aanwezigheid van drie van hen plasten Merckx en de hele ploeg (22 man) zestien uur na de eerste fout gelopen controle opnieuw. Die urine bleek zuiver. Waarna de journalisten concludeerden dat Merckx 100 procent zeker was geflikt. De krant Vooruit, voorouder van De Morgen, had in die tijd een gezaghebbend en gevreesde wielerjournalist in de persoon van Roger Cneut.
Vooruit was ook op de hand van Merckx, net als alle kranten, en kopte: ‘Eddy Merckx slachtoffer van machinatie?’ En daaronder: ‘Uitgesloten wegens doping tijdens onbelangrijke rit.’
Het mysterieuze briefje
Toen Merckx en alle journalisten allang weer in het land waren, kreeg de zaak in Italië een bizarre dimensie nadat een handgeschreven briefje van een zekere Marco B. bij Il Corriere della Sera in de bus viel. Hij schreef: ‘Eddy Merckx is onschuldig! Ik heb hem, geholpen door een man van wie ik alleen de voornaam Giorgio ken, gedrogeerd voor de start in Parma… en ik herhaal: Eddy Merckx is onschuldig. Marco B.’
Voorts legde hij uit dat hij dit had gedaan voor geld en dat die Giorgio hem een aardig bedrag had geboden. Uit angst durfde hij zijn naam niet bekend te maken en dus ook niet naar justitie te gaan. De verklaring van Marco B. werd niet serieus genomen. Iedereen kon zo’n briefje sturen en Merckx had als kopman van een Italiaans team vele tifosi achter hem staan, al vonden de meeste Italianen het nog meer oké dat na zijn uitsluiting Felice Gimondi de Giro zou winnen.
Merckx overwoog klacht bij de Italiaanse justitie neer te leggen. Hij werd daarbij geadviseerd door toenmalig Tourbaas Félix Lévitan, die bang was dat Merckx in zijn Tour de France niet zou mogen starten. Het tarief voor een eerste keer amfetamines was in die tijd één maand (vandaag: vier jaar), niks dus, maar toch lang genoeg om de Tourstart op 28 juni niet te halen.
Hoewel een Belgisch compromis in de maak leek – Merckx zou geschorst worden voor een maand, maar de straf zou niet worden uitgebreid tot andere landen – wilde de kampioen volledig eerherstel of hij zou nooit meer fietsen. Dat gebeurde niet, maar op 14 juni 1969 kreeg hij van de FICP (de profsectie van de wielerbond) door zijn blanco dopingregister opschorting van straf. Merckx kon naar de Tour. De revanchard in hem was definitief ontwaakt, hij zou tonen wie de sterkste was.
Niet dat hij in eendagskoersen niet uit de verf kwam, maar rittenkoersen – die opeenvolging van verschillende disciplines, dag in dag uit, en de recuperatie die daarvoor nodig was – waren nog iets meer zijn ding. Dat had hij al bewezen in 1968 toen hij de Giro won na onder meer een vreselijke raid in de sneeuw op de steile Tre Cime di Lavaredo. Dat deed hij over in Parijs-Nice, bij het begin van 1969. Hij gaf zijn visitekaartje voor de Tour aan zijn tegenstanders door in de afsluitende tijdrit op de Col de la Turbie de Franse monumenten Poulidor en Anquetil naar huis te rijden. Die laatste, de sterkste rouleur aller tijden, werd ingehaald en kreeg meer dan twee minuten aan zijn broek. Cneut in Vooruit: ‘…De ultieme krachtmeting heeft slechts kunnen bevestigen wat iedereen wist: Eddy Merckx is de nieuwe superman…’
Drie dagen later won hij Milaan-San Remo door op de Poggio iedereen uit het wiel te rijden en dan (aldus Cneut) ‘als een TEE (de TGV van toen, HV) op topsnelheid naar de Via Roma te snellen’. De tweede op twaalf seconden was een bekende: Roger De Vlaeminck. Nog iets later: de Ronde van Vlaanderen. Geen spek voor zijn bek, werd gezegd. De ene vond die koers te lastig, de andere de aankomst in Gentbrugge niet selectief genoeg.
Merckx vertrok op zeventig kilometer van de meet met een handvol Italianen. Zijn sportdirecteur Lomme Driessens kwam in Vollezele aan kilometer 189 naast hem rijden, draaide zijn rampje open en vroeg hem in Vilvoords-Brabants: ‘Wazeide gij ont duun? Dat es te vruug.’ Waarop Eddy Merckx, ook in het Brabants, de inmiddels memorabele woorden sprak: ‘Kust gij ne keer mijn kloten’, en gewoon doorreed om met meer dan vijf minuten boni op Gimondi te arriveren.
De voorspelling van een ploegmaat dat hij in Luik-Bastenaken-Luik tien minuten voorsprong zou hebben, kwam niet uit. Het waren maar acht minuten, omdat hij de hele weg uit dankbaarheid zijn ploegmaat Vic Van Schil op sleeptouw had genomen.
Paul Van den Boeynants was toen eerste minister en stuurde een telegram naar huize Merckx: ‘Uw overwinning in LBL verheugt mij ten zeerste. Ik feliciteer u hartelijk. Ik zal in Parijs zijn.’ VDB liep daarmee vooruit op de feiten, maar het illustreert hoe de wielernatie België, aan beide kanten van de taalgrens en in Brussel hunkerde naar een Tourzege, dertig jaar na Sylvère Maes.
Zorgen voor de patron
Merckx was in de lente van 1965 prof geworden. In 1966 won hij zijn eerste grote klassieker, Milaan-San Remo. Exact tien jaar later won hij zijn laatste grote klassieker, ook Milaan-San Remo. Tussenin ligt een onwaarschijnlijk palmares. In de onvolprezen biografie Eddy Merckx, de mens achter de kannibaal zet Rik Vanwalleghem de carrière van Merckx uit als een soort kosten-batenanalyse. Tussen 1968 en 1976 won hij een op de drie wedstrijden waarin hij startte, met 1971 als recordjaar toen hij 45 procent van de wedstrijden won. Van 1961 tot 1978, van junior tot de laatste dag als prof, won hij 525 keer.
Vergeleken met vandaag een korte, maar zeer vruchtbare en intense carrière, met weinig rust, voortdurende belasting en veel vitamientjes of wat daarvoor moest doorgaan. Je zal er hem alvast nooit over aan de praat krijgen, maar de gebruiken uit die tijd met afwisselend corticoïden en steroïden (die pas in 1976 op de toen rechtsgeldige dopinglijst van het Internationaal Olympisch Comité verschenen) zijn afdoende gedocumenteerd. Merckx was een kind van zijn tijd. Vragen hierover zijn zinloos. Dan klapt hij toe en wordt kwaad.
Sowieso is Merckx geen groot redenaar en zijn filosofische gedachten aan hem niet besteed. Vragen over zijn status als superkampioen doen hem dan weer blozen. “Ik won graag en veel, ik was een goede coureur, maar mensen moeten mij daarom niet adoreren. Hou dat voor de doktoors die mensen redden.”
Iedereen die ooit met hem in contact kwam, weet: zo groot de kampioen, zo genereus de mens. Té genereus. “Mijn grootste défaut is dat ik geen neen kan zeggen.” De meest beschermende biotoop zijn nog steeds de ploegmaats met wie hij geregeld gaat fietsen en die soms beter in vorm zijn dan hij. Eddy is niet meer de kannibaal van weleer, maar wat maakt het uit: Eddy uit de wind, desnoods even aan de broek, een duwtje hier en daar, samen uit, samen thuis. Zij dragen nog evenveel zorg voor ‘de patron’ als toen die tijd dat hij in zijn eentje de hele wereld klopte en hun jaarsalaris verdubbelde.
Al maanden wordt hij herinnerd aan de Tourstart in Brussel volgende week, een hommage te zijner eer. Merckx was in zijn sport tien jaar lang de maat der dingen en Belgiës grootste kampioen aller tijden, al zal de jongere generatie hem misschien in balans leggen met Justine Henin. Dat mag van Eddy Merckx. Al die drukte hoeft niet, al zegt hij na lang aandringen: “Dat jaar 1969, dat was een grand cru. Classé? Misschien. Premier grand cru classé? (bloost) Niet overdrijven.”
De zomer van de Kannibaal begon met een ramp die werd afgewend en zou desastreus eindigen, zeker voor Merckx, maar daarover verder meer. 1969 was in alle opzichten een jaar van mijlpalen. In ons land werd de postcode ingevoerd, de btw gestemd en opende koning Boudewijn de Kennedytunnel. We zouden behalve in de koers ook in de muziek een beetje top of the world zijn dat jaar met de hit ‘Daydream’ van Wallace Collection die in twintig landen op nummer één stond.
Wereldwijd ging het niet te best. In Vietnam werd het steeds duidelijker dat de Amerikanen zich in een uitzichtloze oorlog hadden gewerkt en dichter bij ons – op 16 januari – stak de student Jan Palach zichzelf in brand op het Wenceslausplein in Praag uit protest tegen de teruggedraaide hervormingen van de Praagse Lente. ‘Give peace a chance’ zongen John Lennon en Yoko Ono in het Amsterdam Hilton Hotel. Het internationale hoogtepunt van 1969 viel op 21 juli, toen Neil Armstrong als eerste mens voet op de maan zette.
Een dag eerder, de dag van de maanlanding, won Eddy Merckx de Ronde van Frankrijk die was begonnen op 28 juni in Roubaix.
Een start in mineur, want Rudi Altig klopte hem in de proloog. Dat was olie op het vuur van de revanche, want Altig was renner bij Salvarani, de Italiaanse ploeg die – aldus Merckx – tijdens de Giro was komen informeren of ze de overwinning niet konden kopen. Wat hij had afgewezen en waarna hij positief plaste en Gimondi, ook van Salvarani, won.
Die Tour van 1969 was op maat van Merckx: af en toe een tijdrit en veel zwaar bergwerk. In Sint-Pieters-Woluwe werd op dag twee een ploegentijdrit gereden: Merckx kwam nauwelijks van kop af en de Faema’s pakten iedereen in. De Duitser Altig bleef de dwarsligger in die eerste Tourweek. Vijf dagen duurde het voor ze in de Vogezen waren en daar lag de Ballon d’Alsace te wachten: een loper, een powerklim, goed voor een merckxiaans exploot.
Cneut in Vooruit: “Wat een heerlijk en groot moment hebben we hier net beleefd op de hoogvlakte van de Ballon d’Alsace toen we Eddy Merckx als een grote rasatleet met zijn doorzweet klam geworden zwarte haren door de finish zagen schuiven…” Er volgde een godslastering: “Merckx is de nieuwe Coppi.” Merckx had zozeer huisgehouden dat een deel van het peloton, onder wie de 35-jarige Rik Van Looy, ritwinnaar enkele dagen eerder, buiten de tijd arriveerde en niet meer van start mocht.
Twee dagen later won Merckx een korte tijdrit in Divonne-les-Bains. Daarna trok de karavaan de Alpen in en werd hij telkens tweede in Chamonix en Briançon. Er waren twee nieuwe uitdagers opgestaan: de Franse chouchou Roger Pingeon en Felice Gimondi, de onvermijdelijke, al zal hij dat zelf wel andersom hebben beleefd. De Italiaan kraakte na een aanval van Merckx en Pingeon, en die zag dan weer alle sterren van de hemel in een helse rit over de Col d’Allos toen Gimondi en Merckx samen voorop gingen rijden. Pingeon kreeg acht minuten aan de broek. De Tour was gereden maar het grootste nummer moest nog komen.
Op 15 juli stond de zware Pyreneeënrit over de Peyresourde, Aspin en Tourmalet op het menu. Die nacht vertrok vanop Cape Canavaral Apollo 11 met Armstrong, Aldrin en Collins aan boord op weg naar de maan. In de rit naar Mourenx-Ville Nouvelle reed Merckx zijn tegenstanders op acht minuten. Weer lag revanche aan de basis, deze keer op een eigen ploegmaat. Martin Van Den Bossche had net toegegeven dat hij volgend seizoen voor Molteni zou rijden, een andere Italiaanse ploeg. Merckx vond dat verraad en toen Van Den Bossche als eerste de Tourmalet wilde ronden, sprintte Merckx iedereen uit het wiel om zelf eerst boven te komen. Zo begon een memorabele expeditie die tot in de eeuwigheid deel zal uitmaken van de Canon der Grote Belgische Sportmomenten.
Al snel had Merckx een comfortabele voorsprong, maar met nog 140 kilometer voor de boeg stond hij er wel alleen voor en het was bloed- en bloedheet. Even dreigde er nog een suikerdip, maar op 45 kilometer van de eindmeet schoot Lomme Driessens hem te hulp met een drinkbus champagne. Bubbels met alcohol en suiker, de beproefde methode om iemand weer bij de les te krijgen en het suikergelletje van de jaren zestig. In Mourenx was de schade niet te overzien: Gimondi nog eens op acht minuten en alle andere concurrenten op een kwartier. Een dag later kopte Vooruit: “Merckx is de ongenaakbare Tourkoning. Hij is Coppi en Anquetil samen.”
De rest van de Tour hield Merckx zich gedeisd en zorgde er vooral voor gezond te blijven. De laatste rit was een tijdrit met aankomst op de wielerbaan van Vincennes. Het werd een triomftocht met een Belgisch volksfeest als afsluiter. Op de tribune in Vincennes zaten duizenden Belgen die door een kort op de bal spelende NMBS naar Parijs waren verscheept.
Het eindverdict: Merckx eerste met 17’54 voorsprong op Pingeon, 22’13 op Poulidor en meer dan een half uur op Gimondi, die tot grote vreugde van Merckx en alle Belgen naast het podium was gevallen.
Het jaar van de Kannibaal zou vroeg eindigen. Na de Tour reed Merckx zowat alle criteriums die de prijs betaalden die zijn manager Jean Van Buggenhout voor ogen had. Vaak moest hij twee keer per dag vol aan de bak, want iedereen verwachtte natuurlijk dat het godenkind op twee wielen voor hun ogen zou schitteren.
Zo ook op 9 september in Blois, op de wielerbaan achter derny’s. Meestal is dat een wedstrijd met een afgesproken scenario en zo was het ook deze keer doorgesproken, dat Merckx en zijn gangmaker Fernand Wambst op een cruciaal moment in de wedstrijd naar de kop zouden komen en zouden winnen.
Merckx vertrouwde het zaakje niet, wilde naar de kop en riep al snel ‘avançez’. Wambst antwoordde met ‘spectacle’, ze moesten aan de toeschouwers denken. Waarop Ji#í Daler en zijn eigen gangmaker boven in de baan naar de leiding schoven. Dat schuiven werd erg letterlijk toen op dat moment de pedaal van de derny van Daler afbrak. Even later knalde de hele bende tegen het beton. Merckx bleef voor dood liggen en werd half bewusteloos afgevoerd. Hij had een hersenschudding en een hele snee in zijn schedel. Later in het ziekenhuis werd hem verteld dat Fernand Wambst de crash niet had overleefd.
Volgens de ene hagiograaf moest hij zes weken het bed houden. Misschien lag hij vaak in bed, maar twaalf dagen na de crash won hij alweer een criterium in Schaarbeek.
1969 was dan wel het begin van een carrière die hem de consecratie als G.O.A.T (Greatest Of All Time) in zijn sport zou opleveren, het was ook het jaar dat hem definitief veranderde. “Savona heeft mij psychologisch veranderd. Ik heb nadien moeilijker mensen vertrouwd. Blois heeft mij fysiek veranderd, na die val zaten bekken en rug scheef en een osteopaat of chiropractor, die hadden we toen niet. Vanaf die dag heb ik altijd geklommen met pijn in de rug. Was die er niet geweest, dan had ik nog beter geklommen en nog meer gewonnen.”
Nog meer? Merckx won in totaal 286 wedstrijden als prof, waarvan 203 na zijn val.