Interview Dries Devenyns in De Morgen van maandag 8 juli 2019

‘De koers wordt oververwetenschappelijkt’

Als Julian Alaphilippe (en/of Enric Mas) een rit wint, misschien al vandaag in Epernay, bedankt hij eerst Dries Devenyns. ‘Rijden voor een succesteam geeft ook voldoening.’

Een renner kan onmogelijk méér uit de Vlaamse klei – eigenlijk zandleem, maar passons – zijn getrokken. Hij woont halfweg de Oude Kwaremont, droomde als kind van de Ronde van Vlaanderen en rijdt – hoe kan het anders – als een speer bergop. Als prof werd hij de man voor de etappewedstrijden. Ooit werd hij door zijn toenmalige en huidige baas bewierookt: “Het zou al heel vreemd moeten lopen, wil Dries Devenyns geen grote koers winnen.”

Dat was Patrick Lefevere in september 2011. Het liép vreemd.

Dries Devenyns: “Ik heb daar wel eens van gedroomd, een grote koers winnen. Wie niet? Ik zou zelfs heel veel willen winnen, maar zonder al het gedoe errond. Stel je voor dat ik hier een hekken voor mijn huis moet zetten omdat de mensen naar ons komen kijken, ik moet er niet aan denken.

“Rijden voor een succesteam geeft ook voldoening. Voor het zelfde geld werk ik nog harder en zit ik bij een ploeg die vijf koersjes heeft gewonnen. Julian Alaphilippe heeft ook bijgetekend terwijl ik haast zeker weet dat hij geld laat liggen. Voor hem telt ook: met deze ploeg win ik het meest.

“De basis van het succes blijft de chemie en die is gebaseerd op de intuïtie van Patrick Lefevere om te bepalen wie hij in de ploeg wil. Zijn renners moeten willen winnen en, vreemd genoeg misschien, willen wij dat meer dan de andere ploegen.

“Het idee dat ik werk voor iemand die het altijd kan afmaken, geeft mij extra vermogen. Ik kan dan iets harder, iets langer op kop rijden. In de Tour wordt mijn opdracht bij Alaphilippe blijven en hem aan ritwinst helpen. En bij Enric Mas, met wie we willen kijken hoever hij komt in het algemeen klassement. Dat gaat van op kop rijden, over uit de wind zetten, tot bidons halen. Acht krijg ik er weg. Dat is zwaar, je laten afzakken en vier kilo zwaarder weer naar voren rijden en die drank verdelen.”

Ik vind geen grote interviews van jou in de database terwijl een van je studievrienden van de universiteit in het peloton zit als journalist.

“Ik heb niks tegen de media, maar die koppen, die grote woorden, ‘ik ben daar niet aan’. Er lopen nogal wat narcisten in de media rond en ik erger mij aan straffe uitspraken die worden opgeblazen of kranten die dingen van de sociale media halen. Die sociale media (zucht)… Iedereen roept of post maar wat, ik denk dat we beter af zouden zijn zonder. Het is vergif en het legt een druk op de maatschappij.

“Ik heb een Twitter-account en toevallig heb ik na de Ronde van Zwitserland iets getweet over drie euro per megabyte data die ik moest betalen in Zwitserland. Natuurlijk was mijn account geblokkeerd want ik zat aan te hoog extra verbruik.”

Ach, je hebt pas je contract verlengd, dus dat kan er van af. Opvallend dat je als bijna 36-jarige (hij verjaart op de rustdag in Nîmes op 22 juli, HVDW) in een dienende rol zo snel verzekerd bent van werk.

“Ik denk dat ik het verdien. Na mijn rugoperatie vorig jaar ben ik sterk teruggekeerd en dit voorjaar was ik ook goed, al van in januari toen ik in de Cadel Evans-race het peloton controleerde en Elia Viviani het meteen kon afmaken. Dat ik tegen Lefevere heb gezegd dat ik nergens anders meer wilde rijden, dat klopt. Tegelijk heb ik ook getwijfeld na die operatie. Mentaal was het nog niet op, maar die pijn moest weggaan.

“Ik heb bij andere ploegen gereden. In België ben ik begonnen bij Lotto, later zat ik bij Giant-Shimano, de voorloper van het Sunweb van nu en daarna bij IAM. Alleen bij Giant-Shimano heb ik mij niet ‘gejeund’. Absurde situaties meegemaakt. Reed ik van de service course naar huis langs een iets langere weg, moest ik die extra kilometers verantwoorden. Achteraf bekeken had ik daar nooit moeten gaan rijden.

“Bij IAM moest niet per se worden gewonnen en uitgerekend daar heb ik vijf van mijn zes koersen gewonnen. Van Lotto herinner ik mij vooral mijn doop, te beginnen met een liter sangria uitslurpen met een rietje. Mijn beker was eerst uit: vier jaar op kot in Gent, dat is een goede training.”

Een van de vreugdekreten bij jouw contractverlenging kwam van Julian Alaphilippe.

“Dat is mooi. Hoewel we van andere generaties zijn, kunnen we het goed vinden. We liggen meestal samen op de kamer. Hij is druk, ik ben rustig. Hij praat veel, ik minder, maar ik kan goed Frans en dat schept een band. Als hij nog bezig wil zijn, mij goed, ik doe mijn ogen dicht – dat zijn mijn gordijnen – en ik slaap.

“In de koers zijn we ook samen. Als ik zeg: ‘het is het moment, komaan, volg mij’, dan weet ik dat hij in mijn wiel zit tot ik hem afzet. Even later demarreert hij en maakt hij het meestal af.

“We zijn al acht ritten van deze Tour gaan verkennen. Van de week nog Epernay en dan rijden we naast elkaar. ‘Goh, Dries mooi hellinkje hier. Zou ik hier niet proberen?’ Maar dan volgt tien kilometer plat. ‘Neen, toch misschien wachten op het volgende.’ Wanneer het moment is? Dat is de ervaring van jaren. In sommige races als de Amstel of de Waalse Pijl weet iedereen waar het moet gebeuren. In de Ronde van Vlaanderen is dat hier in mijn straat. Dit jaar met Van der Poel die beneden viel en dan toch nog terugkeerde, dat is uitzonderlijk. Het is ook straf wat die presteert, op drie verschillende fietsen nog wel.”

Jij bent licentiaat lichamelijke opvoeding. Analyseer jij wat er met jou gebeurt tijdens een inspanning?

“Neen. Ik denk daar niet bij na. Ik heb ook de laatste evoluties in de trainingsleer niet meer gevolgd. Ik volg wel de wetenschappers die er toe doen, via Twitter dan. Met de tijd ben ik gaan geloven dat de psychologie het verschil kan maken. Waarom kan de ene renner dieper gaan dan de andere?

“Koers wordt voor mij over-verwetenschappelijkt. Je toonde mij daarnet de renners met wie ik heb gereden. Ik zag in dat lijstje Francis De Greef staan. Die reed alles aan flarden in zijn labotest en hoelang is hij al niet gestopt? Labotests op stationaire fietsen is een heel andere dynamiek dan op een echte fiets. Ik ben er ook niet goed in, maar tijdens de laatste hoogtestage op Sierra Nevada reed ik in mijn laatste drempel van acht minuten nog tegen 435 watt. Ik denk dat ze ook zullen hebben gedacht: ‘kan die dat nog?'”

Ben jij streng op jezelf? We drinken hier – welgekomen in deze hitte overigens – Appletise, een suikerdrankje.

“Ik let op mijn gewicht en die suiker… ach, straks moet ik nog fietsen. Ik weet waar ik mee bezig ben. Ik bepaal ook wat ik doe op training maar ik zet mijn trainingsdata altijd online. Als het slecht zou zijn, zou ik het wel horen. Dat heb ik onthouden uit mijn studies: op een hele set data wordt statistiek losgelaten en worden gemiddeldes berekend. Daar wordt dan een trainingsschema uit afgeleid dat zou moeten werken voor iedereen. Dat klopt niet, elk lichaam is verschillend.”

Met die hernia vorig jaar leek het einde verhaal voor jou.

“Ik heb dat ook even gedacht, maar paniek? Waarom? Ik moet nog wat anders doen als ik stop met fietsen en om heel eerlijk te zijn: eigenlijk kan ik niks anders dan met de fiets rijden. Als het zover is, zal ik wel zien. Ik lag ooit met een collega op de kamer die met zijn nacarrière zo hard bezig was dat hij de rest vergat. Hoe vaker je er aan denkt, hoe sneller het er is.”

Met je contract voor volgend seizoen zit je vijftien jaar in het peloton. Vier keer de wereld rondgereden, met honderd renners aan je zijde. Goede vrienden, goede momenten?

“Kennissen wel, geen vrienden. Mijn vrienden zijn nog dezelfde vijf van op de universiteit. Goede momenten zeker, maar er waren ook slechte: de dagen dat ik besefte dat ik beter was dan mijn kopman. Dan denk je: ik had hier ook finale kunnen rijden. Winnen? Ik ben geen afmaker, geen puncher, dat heb ik gemerkt toen ik nog in ontsnappingen meezat. Mijn sterkte is vijftien minuten voluit bergop rijden. Alaphilippe is nog beter dan ik. Op stage reed hij mij in ons laatste blokje zo uit de wielen. Dan weet je: wow, die is echt beter, voor hem wil ik werken.

“Eigenlijk ben ik maar één keer gefrustreerd geweest in mijn hele carrière. Dat was toen bondscoach Kevin De Weert met wie ik zoveel koersdagen samen heb gereden mij niet selecteerde voor de Olympische Spelen. Een week eerder was ik in de Clásica San Sebastián op een gelijkaardig parcours zesde geworden en latere geselecteerden eindigden op minuten. Toen heb ik beseft dat bij selecties niet altijd de kwaliteit telt, maar dat vriendjespolitiek meespeelt.”

 

 

 

 

Devenyns