Iceland, go home
Eerst mij geërgerd aan dat verhaal in de zaterdagkrant over sporthaters. Het ging vooral over vrouwen maar er werden een paar mannen met de haren bij gesleurd. Vervolgens hard moeten lachen. Ten slotte overviel mij medelijden. Niet van voetbal houden is één ding, maar het getuigt van bekrompenheid om je niet te interesseren voor iets waar de hele wereld storm voor loopt. Sport haten, is hetzelfde als politiek haten of boeken haten. Dom.
Ik ben ook geen honderd procent voetbalman. Ik bedoel: ik ben een sportjournalist, in dit land de laatste in zijn soort misschien. Daar snel even bij tikkend: de laatste is geen kwalificatie, hooguit een vaststelling dat de media tegenwoordig zo gespecialiseerd zijn dat je geen mening mag hebben over wielrennen en voetbal en tennis en de NBA. Ik heb die wel, want ik volg alles (en ik doe thuis ook hard mijn best).
Zo’n World Cup kan ik wel smaken. Als de Jupiler Pro League een daguitstap is met de frigobox naar Blankenberge en de Champions League een citytrip met gids, is de World Cup voetbaltoerisme weg van de platgetreden paden. Als je naar de Champions League kijkt, weet je wat je kunt verwachten. Analist en commentator hebben al na tien minuten gezien dat Otamendi van Man City tegen PSG tien meter meer naar rechts speelt dan tegen Hull vorige week.
Niet op de World Cup. Otamendi is hier ook en hij speelt bij Argentinië, maar ik heb het niet over dat land. Wel over de exotiek van andere landen. Neem nu Panama, waar de Rode Duivels tegen moeten. Frank Raes zal vanavond vast van alles vertellen over Panama. Over de drugsoorlogen, de geschiedenis, de voetbalprestaties, de volksaard en wat al niet meer. Maar natuurlijk ook dat dat hele Panama er geen hout van kan; het blijft tenslotte voetbal.
De World Cup is reizen in een heel ver land, een restaurant binnenstappen en een menukaart krijgen in het cyrillisch zoals hier in Rusland, wat nog een beetje lukt, of in die Aziatische krabbels waar je helemaal niks van kunt maken. Je wijst, je ontcijfert, je gaat zitten, bestelt en je hoopt op het beste. Op zo’n World Cup gaan mijn voorkeuren uit naar Zuid-Amerikaanse en Afrikaanse exoten. Die willen nog weleens verrassen in positieve zin, iets opvoeren waar je blij van wordt, waar je mond van openvalt.
Peru vond ik dit weekend heel mooi voetbal brengen en die waren mij al gesignaleerd vanuit Zuid-Amerika. Jammer genoeg geraakten ze niet voorbij die ellendig saaie Denen. Wat hebben die hun mooie voetbalcultuur van weleer verkracht.
Aziatische en Oceanische teams verrassen ook zelden: gedrilde machines waar weinig frivools aan zit. Exotische Europese teams zijn er ook niet meer. De laatste die ons verrasten, waren de IJslanders. Wat vonden we die met zijn allen plezant op het EK van 2016. Een verademing, een horde Vikingen die de plaatselijke horeca gouden tijden bezorgden en ook nog eens hun manieren hielden.
Ze waren met dertigduizend naar Frankrijk gereisd om hun team aan te moedigen. Dertigduizend IJslanders, dat is een tiende van de bevolking daar. Alsof 1 miljoen Belgen hier in Sotsji zouden opduiken om even de Belgian Clap te doen. Niet echt, er zouden vandaag niet meer dan duizend Belgen bij de wedstrijd tegen Panama zijn. Maar de IJslanders: dit weekend waren ze weer massaal bij de wedstrijd tegen Argentinië en weer deden ze de Iceland Clap.
Lange tijd wilde het verhaal dat de clap van de Vikingen zou stammen, een oude oorlogskreet zou zijn, maar daar klopt niks van. Het zijn IJslandse voetbalfans die iets gelijkaardigs hebben gehoord en gezien toen ze bij Motherwell in Schotland gingen voetballen, die de clap in IJsland hebben geïmporteerd.
Zaterdag hadden ze 28 procent balbezit tegen Argentinië, lagen ze met negen voor hun eigen kooi, gooiden ze zich voor alles wat richting hun doel wilde, probeerden ze Messi in mootjes te hakken en liepen ze bij balbezit heel hard naar voren. Dat kunnen ze heel goed en doen ze heel rap. Wat ze nog goed kunnen, is ver ingooien. Dat hebben ze dan weer vanuit hun opleiding. Alle IJslanders zijn gezond, want alle IJslanders sporten, en alle IJslanders spelen vroeg of laat handbal. Vandaar die ingooi.
Het werd 1-1, en mede daarom heb ik het wel gehad met die IJslanders. Kleine landjes die de grootte van hun bevolking als argument gebruiken om niet te willen aanvallen, mogen van mijn part allemaal na de eerste ronde terug naar huis. Er is niks exotisch meer aan IJslands voetbal, al helemaal niet het spel. Het zijn dan wel mooie atleten, maar hun voetbal is niet om aan te zien. Iceland go home, die Iceland Clap zullen we zelf wel doen.